Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Thema 4, week 4 Les 20 - VOORZETSELS
1 / 29
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Taal
Basisschool
Groep 5
In deze les zitten
29 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
20 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Schrijf de 3 lidwoorden op.
Slide 3 - Open vraag
zelfstandige naamwoorden
Slide 4 - Tekstslide
Schrijf een zelfstandig naamwoord op!
Slide 5 - Open vraag
Wat is het zelfstandige naamwoord?
A
verspringen
B
de geit
C
het
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het zelfstandige naamwoord?
A
de appel
B
werken
C
de
Slide 7 - Quizvraag
Kun jij een werkwoord opschrijven?
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Wat is het werkwoord in de zin?
Luuk komt uit school.
A
Luuk
B
komt
C
uit
D
school
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
Wij spelen met onze lego.
A
wij
B
met
C
spelen
D
lego
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
LESDOEL
Ik kan een voorzetsel herkennen in een zin en het juiste voorzetsel gebruiken.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Het voorzetsel
Slide 15 - Tekstslide
WAAR vraag?
Slide 16 - Tekstslide
WANNEER vraag?
Slide 17 - Tekstslide
Wat is het voorzetsel?
Zij zitten op school.
A
zij
B
op
C
zitten
D
school
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het voorzetsel?
De koe staat in de wei.
A
koe
B
wei
C
de
D
in
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het voorzetsel?
Ik eet graag een patatje met ketchup.
A
eet
B
patatje
C
met
D
ketchup
Slide 20 - Quizvraag
Welk woordsoort is "naar" in deze zin?
De kinderen lopen naar school.
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
lidwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het voorzetsel in deze zin:
“Mijn boek ligt op het bureau.”
A
Boek
B
Ligt
C
Op
D
Bureau
Slide 22 - Quizvraag
Welk voorzetsel past in deze zin:
“Ik speel in de tuin, ... ons huis.”
A
Tussen
B
In
C
Achter
D
Op
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Video
WAT IS HET VOORZETSEL?
De hond ligt in zijn mand.
waar-vraag!
Wanneer-vraag!
Slide 25 - Open vraag
WAT IS HET VOORZETSEL?
Gaan we na de wedstrijd iets leuks doen?
waar-vraag!
Wanneer-vraag!
Slide 26 - Open vraag
WAT IS HET VOORZETSEL?
De piloot zit op zijn stoel.
waar-vraag!
Wanneer-vraag!
Slide 27 - Open vraag
WAT IS HET VOORZETSEL?
Ik speel met mijn poppen.
waar-vraag!
Wanneer-vraag!
Slide 28 - Open vraag
aan het werk
TAAL
Thema 4, week 4,Les 20
Werkpakketles
minimaal 20 opdrachten maken!
waar-vraag
wanneer-vraag
Slide 29 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Thema 4, week 2 Les 5 - VOORZETSELS
September 2024
- Les met
35 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Thema 4, week 2 Les 9 - VOORZETSELS
Februari 2023
- Les met
35 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Oefentoets taalverzorging mh1
Februari 2023
- Les met
35 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Rekenen en taal
Juni 2020
- Les met
40 slides
Aardrijkskunde
Basisschool
Groep 5
Thema 4, week 2 Les 6 - VOORZETSELS
September 2024
- Les met
17 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Taalactief Thema 4, week 2 Les 9 - VOORZETSELS
December 2023
- Les met
24 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
L3 Taalbeschouwing: woordleer
Januari 2023
- Les met
19 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Woordsoorten
17 dagen geleden
- Les met
16 slides
Taal
Basisschool
Groep 5