Basis 3 herhaling

Een ander woord voor btw is …
A
productbelasting
B
winkelbelasting
C
omzetbelasting
D
belasting
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
ecMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Een ander woord voor btw is …
A
productbelasting
B
winkelbelasting
C
omzetbelasting
D
belasting

Slide 1 - Quizvraag

Welke btw-tarieven zijn er in ons land?
A
alleen het lage btw-tarief (9%).
B
alleen het hoge btw-tarief (21%).
C
geen btw tarief
D
het normale btw-tarief (21%) en het lage btw-tarief (9%)

Slide 2 - Quizvraag

De inkoopprijs van t-SHIRTS zijn € 9,19. De brutowinstmarge is € 44,40. De btw is 21%. Bereken de consumentenprijs. Schrijf je berekening op.

Slide 3 - Open vraag

Achter welke letter staan voorbeelden van bedrijfskosten van een bedrijf?
A
benzinekosten, energiekosten, btw.
B
reclamekosten, telefoon- en internetkosten, huur fabriekshal.
C
inkoopwaarde grondstoffen, internetkosten, loonkosten.
D
brutowinstmarge, energiekosten, huur fabriekshal.

Slide 4 - Quizvraag

Een handelaar verkoopt rackets. De verkoopprijs per stuk is € 90,-- exclusief btw. De inkoopprijs is € 35,--.
De bedrijfskosten zijn € 250.000,--
De afzet is 6.000 stuks.
Bereken de nettowinst.

Slide 5 - Open vraag

Bereken met hoeveel procent de productie per werknemer tussen 2012 en 2013 is gedaald.
geproduceerde schoenen per dag Polat BV
Werknemers Schoenen per dag
2012 387 9.675
2013 372 9.486

A
(3729486 - 387.9675 ) : 3879675 x 100 = 3,9%
B
(3879675 - 3729486) : 3729486 x 100 = 4,0%

Slide 6 - Quizvraag

Door meer personeel aan te nemen stijgt de arbeidsproductiviteit.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Door automatisering kan de arbeidsproductiviteit toenemen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Meer productie leidt uiteindelijk tot meer vraag naar producten.
(1) meer consumeren
(2) meer inkomen
(3) meer werkgelegenheid

Neem onderstaande zin over en zet de tussenstappen in de juiste volgorde.

A
meer productie 1… …2 …3 meer vraag naar producten.
B
meer productie 3… …2 …1 meer vraag naar producten.
C
meer productie 1… …3 …2 meer vraag naar producten.
D
meer productie 3… …1 …2 meer vraag naar producten.

Slide 9 - Quizvraag

Hoe noem je de kosten die de samenleving betaalt door middel van belasting?


A
maatschappelijke opbrengsten
B
belasting
C
maatschappelijke kosten
D
maatschappijleer

Slide 10 - Quizvraag

Hoe noemen we een extra belasting op bepaalde producten met als doel het
gebruik van die producten te verminderen.

A
subsidie
B
accijns
C
btw
D
omzetbelasting

Slide 11 - Quizvraag

a. Nederland is een voorbeeld van een verzorgingsstaat.
b. Bijstand is een voorbeeld van een sociale voorziening

A
a - juist b - onjuist
B
a - juist b - juist
C
a - onjuist b - onjuist
D
a- onjuist b- juist

Slide 12 - Quizvraag

Hoe noem je het door de overheid vastgestelde minimumbedrag dat je nodig hebt om van te leven? Kies het juiste antwoord.
A
verzorgingstaat
B
sociaal minimum
C
huurtoeslag
D
verzorgingsstaat

Slide 13 - Quizvraag

Sociale verzekeringen worden betaald uit ....
A
belastingen
B
uitkeringen
C
premies
D
inkomens

Slide 14 - Quizvraag

Wie presenteert de Rijksbegroting en de miljoenennota?
A
Mark Rutte
B
Minister van financiën
C
koning
D
mevrouw Polat

Slide 15 - Quizvraag

Door automatisering kan de arbeidsproductiviteit toenemen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Loonbelasting is een voorbeeld van een indirecte belasting.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Kostprijsverhogende belastingen noem je ook wel directe belastingen.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Door automatisering kan de arbeidsproductiviteit toenemen.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Neem uit onderstaande zinnen de letters over en zet de juiste woorden erachter.
 
Kies uit: accijns –huurtoeslag – subsidie – tabak.
 De overheid wil het gebruik van bepaalde producten verminderen en heft daarom …[A] … op die producten. Een voorbeeld van zo’n product is …[B]… .
 Een bijdrage van de overheid om burgers en bedrijven te steunen noem je een …[C]… . Een voorbeeld hiervan is …[D]... .


Slide 20 - Tekstslide

In welke van de volgende gevallen heb je recht op een WW-uitkering?

A Je bent op staande voet ontslagen.
B Je neemt vrijwillig ontslag.
  C Je verliest je baan omdat je werkgever geen baan meer voor je heeft.

Slide 21 - Tekstslide