2TH 2HV-boek WS §14 Betrekkelijk voornaamwoord

Welkom 2C!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Doe je jas uit en ga zitten volgens de plattegrond.
 Laat je leesboek in de tas zitten en leg een pen klaar.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2C!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Doe je jas uit en ga zitten volgens de plattegrond.
 Laat je leesboek in de tas zitten en leg een pen klaar.

Slide 1 - Tekstslide

Deze les...
- Planning bekijken
- Doelen doornemen
- Terugblik §12 Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
in samengestelde zinnen
- Oefening §12 Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
in samengestelde zinnen
- Uitleg §14 Betrekkelijk voornaamwoord
- Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Stil lezen
Pak je boek
en ga lekker lezen.

Boek geleend?
Zet het netjes terug in de kast.

Slide 3 - Tekstslide

Planning bekijken
Zorg dat je bij blijft!


Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
- Ik kan werkwoorden in samengestelde zinnen benoemen. (2HV-boek, §12)
- Ik kan betrekkelijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken. (2HV-boek, §14)
- Ik kan antecedenten bij betrekkelijke voornaamwoorden aanwijzen. (2HV-boek, §14)
- Ik weet wat ik moet leren voor de toetsweek.

Slide 5 - Tekstslide

2HV §12 Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord in samengestelde zinnen

- Heb je de opdrachten van Cursus 5 > §12 Zelfstandig,
 koppel- en hulpwerkwoord in samengestelde zinnen > 
opdr. 1, 2, 3 en 5 gemaakt?
- Waarom wel/niet?
- Welke vragen heb je nog over de stof?

Slide 6 - Tekstslide

2HV §12 Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord in samengestelde zinnen

Drie stappen:
1. Verdeel de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen.
2. Benoem de gezegdes in de enkelvoudige zinnen (wg of ng).
3. Benoem de werkwoorden in de enkelvoudige zinnen
     (kww, zww of hww).

Slide 7 - Tekstslide

2HV §14 Betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)
>> De jongen die daar loopt, is mijn broer.
>> Het verhaal dat Thimon vertelde, moet je niet geloven.
>> Dat smoesje is het slechtste wat ik ooit heb gehoord.
>> Zij is degene aan wie ik mijn geheimen vertel. 

Slide 8 - Tekstslide

2HV §14 Betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)
De woorden die, dat, wie en wat wijzen steeds terug naar een kern, een woord dat eerder genoemd is. Dat woord noem je het antecedent.
De meest gebruikte betrekkelijke voornaamwoorden zijn die, dat, wie en wat.
Let op! Woorden als waar, waarmee, waarover, waarvan, waar... zijn geen betrekkelijke voornaamwoorden, maar bijwoorden.

Slide 9 - Tekstslide

2HV §14 Betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)
- Met het betrekkelijk voornaamwoord die verwijs je naar de-woorden. 
- Met het betrekkelijk voornaamwoord dat verwijs je naar het-woorden.
- Let op! Als je die of dat kunt vervangen door deze of dit, is het geen 
   betrekkelijk voornaamwoord, maar een aanwijzend voornaamwoord.

>> De koe die daar staat, heeft een bijzonder vlekkenpatroon.
>> Het huis dat vorige week afbrandde, was gelukkig onbewoond.

Slide 10 - Tekstslide

2HV §14 Betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)
Met het betrekkelijk voornaamwoord wat verwijs je naar:
- een overtreffende trap na 'het', die niet gevolgd word door een zn:
   >> Dat hondje is het liefste wat ik ooit heb gezien.
- woorden als alles, datgene, diegene, het enige, niets, iets, veel, weinig:
   >> Er is veel wat Jules jou nog niet verteld heeft.
- een hele zin of een deel daarvan:
   >> Magda is een open boek, wat van Victor niet gezegd kan worden.

Slide 11 - Tekstslide

2HV §14 Betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)
Met een voorzetsel + wie verwijs je naar een persoon: voor wie, door wie, met wie, aan wie enz. (Dus níet met waar + voorzetsel: waarvoor, waardoor enz.)

>> Peter, van wie ik dat boek leende, zit in klas 2F.
>> Het meisje, op wie Mario verliefd is, ziet niets in hem.

Slide 12 - Tekstslide

2HV §14 Betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw)
Om te onthouden, ook voor de toets:

De betrekkelijke voornaamwoorden die, dat, wie en wat wijzen steeds terug naar een woord dat of woordgroep die eerder genoemd is. Dat woord noem je het antecedent.

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag! 
Maak NN Online > 2HV > Cursus 5 > §14 Betrekkelijk voornaamwoord > opdr. 1, 2, 3, 4, 6 en 7.
 Meer mag!
Werk zorgvuldig en laat zien wat je kunt.
Heb je vragen? Stel ze!

Deze opdrachten zijn huiswerk voor dinsdag 12 december

Slide 14 - Tekstslide