wk 35: les 1+2 - pv tt

Donderdag 1 september - 1HA1
Derde uur
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik, opdr. 6 bespreken
  • Persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • Aan de slag!

Vierde uur
  • 10 minuten stillezen
  • Persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • Aan de slag!

timer
10:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Donderdag 1 september - 1HA1
Derde uur
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik, opdr. 6 bespreken
  • Persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • Aan de slag!

Vierde uur
  • 10 minuten stillezen
  • Persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • Aan de slag!

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les heb je geleerd...
...hoe je structuur kan aanbrengen bij het maken van aantekeningen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les ga je leren...
...hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd moet schrijven. 

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
Bespreken opdr. 6 (blz. 124)

Slide 4 - Tekstslide

Nu iets anders...
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Samen maken opdr. 5 (blz. 111)

Slide 5 - Tekstslide

De ham-vraag

Voor een correcte werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen. Namelijk:


Heb ik te maken met een persoonsvorm?

Slide 6 - Tekstslide

Waarom?

Deze vraag is heel belangrijk. Kijk maar:


Hier is vorige week een ongeluk gebeur... Het is een gevaarlijk kruispunt. Best kans dat er nog een ongeluk gebeur.. 

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm in een zin?
  • Tijdproef: verander de zin van tegenwoordige tijd naar verleden tijd of andersom
  • Getalproef: verander de zin van enkelvoud naar meervoud of andersom

Voorbeelden:
Ik roep mijn moeder.              Ik riep mijn moeder. (tijdproef)
Ik loop naar school.               Wij lopen naar school. (getalproef)

Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Slide 8 - Tekstslide

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
ik-vorm 
ik-vorm + t
infinitief/hele werkwoord (wij-vorm)

"lopen" als trucje invullen.

Ik loop - hij loopt
Ik word - hij wordt
Ik beantwoord - hij beantwoordt


Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
1. Kiki (beantwoorden) de mailtjes nooit. 
2. Ik (werken) hard voor mijn sportcarrière. 
3. Op woensdag (voetballen) Tom en Karel. 
4. Op donderdag (hockeyen) Toms broertje. 
5. De nieuwe brugklasser (verdwalen) op zijn nieuwe school.

Slide 11 - Tekstslide

1. (vinden) jij dat ook?

Slide 12 - Open vraag

2. Paul (raden) het goede antwoord.

Slide 13 - Open vraag

3. De nieuwe H&M (worden) morgen geopend. (worden)

Slide 14 - Open vraag

Mijn vrienden snappen het niet, maar ik __________ die muziek erg vervelend. (vinden)

Slide 15 - Open vraag

Aan de slag!
Maak opdr. 1 + 2 (blz. 110-111)
www.jufmelis.nl 
Klaar? Lezen in je leesboek OF de oefeningen maken van Drillster (KERN)

Slide 16 - Tekstslide

Einde van deze les

Slide 17 - Tekstslide