4.5 Vermogen

Vermogen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vermogen

Slide 1 - Tekstslide

Als je een lampje (of een elektrisch apparaat koop), staat er steeds vermeld hoeveel energie het apparaatje verbruikt.  Waar staat dit getal?

Slide 2 - Tekstslide

6W (Watt) is het vermogen van dit lampje

Slide 3 - Tekstslide

Vermogen
  • Een lampje van 60W verbruikt 60 Joules energie per seconde.  Dit wordt afgekort naar Watt - W.
  • Dus het vermogen van een toestel wordt uitgedrukt in Watt (W).
  • Vaak is dit af te lezen op het type-plaatje.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het vermogen?
Typeplaatje

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het vermogen?
Typeplaatje wasmachine

Slide 6 - Tekstslide

Stroomsterkte uitrekenen
  • Vaak kennen we het vermogen en de spanning waarop een toestel werkt.
  • Met deze formule kunnen we ook uitrekenen hoe groot de stroom is die door een toestel loopt.
stroomsterkte = vermogen : spanning

Slide 7 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld
  • Bekijk het typeplaatje  
  • Bereken de stroomsterkte

  • Vermogen = spanning x stroomsterkte
  • Vermogen = 230V x 3,9A
  • Vermogen = 897W

Slide 8 - Tekstslide

Vermogen uitrekenen
  • Wanneer je de spanning en de stroomsterkte kent, kan je ook het vermogen uitrekenen.
  • Gebruik hiervoor onderstaande formule.
vermogen = spanning x stroomsterkte

Slide 9 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld
  • Op een wasmachine staat: 230V en 1035W.  
  • Bereken de stroomsterkte

  • stroomsterkte = vermogen : spanning
  • stroomsterkte = 1035W : 230V
  • stroomsterkte = 4,5A

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Rendement
  • Op een typeplaatje staat het vermogen dat een toestel opneemt. = opgenomen vermogen.
  • Het toestel gebruikt deze energie om te werken.
  • Echter zijn er ook energieverliezen (wrijving, warmte, trilling, ...).
  • De energie die het toestel gebruikt om te werken = afgegeven vermogen.  
  • Rendement geeft aan hoeveel energie het toestel nuttig verbruikt.
rendement = afgegeven vermogen : opgenomen vermogen

Slide 12 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld
  • Een wasmachine heeft een opgenomen vermogen van 1000W.  Het afgegeven vermogen is 900W.   
  • Bereken het rendement.

  • rendement = afgegeven vermogen : opgenomen vermogen
  • rendement = 900W : 1000W 
  • rendement= 0,9
  • rendement = 90%

Slide 13 - Tekstslide

Groot en klein vermogen
  • Als het vermogen groter is dan 1000W, wordt het meestal aangegeven in kW.
  • 1kW = 1000W
  • 0,8kW = 800W
  • 1500W = 1,5kW
kWW
kWW
x 1000

:1000

Slide 14 - Tekstslide

Dubbele isolatie
  • De 2 vierkantjes in elkaar betekenen: dubbele isolatie.
  • De binnenkant en buitenkant zijn geïsoleerd.

Slide 15 - Tekstslide

Te onthouden

Slide 16 - Tekstslide