alle onderdelen van een plant benoemen en de functies daarvan
een plantencel herkennen en de onderdelen hiervan benoemen
uitleggen hoe de bevruchting van een plant met bloemen plaats vindt
Slide 3 - Tekstslide
1.1: Onderdelen van de plant
Een plant bestaat uit verschillende onderdelen die allemaal een functie hebben.
A= Bloemen
B= Stengel
C= Blad
D= Wortels
Slide 4 - Tekstslide
Functie bloemen:
Plek van bevruchting van de plant
Lokken van bijen en andere insecten, nodig voor bevruchting
Sommige bloemen ontwikkelen zich als vruchten, bijv. de aardbei
Slide 5 - Tekstslide
Functie stengel:
Vervoeren van water en voedingsstoffen naar de bladeren en bloemen/vruchten van de cel
Vervoeren glucose van de bladeren naar de bodem
Soort twee richtingsverkeer
Slide 6 - Tekstslide
Functie bladeren
Glucose maken doormiddel van fotosynthese gebeurt in de bladeren
Plant is autotroof = voorziet zichzelf van voedsel
In welk onderdeel van de bladeren vindt fotosynthese plaats?
Chloroplasten / bladgroenkorrels
Wat is de structuurformule van fotosynthese?
Water + licht + CO2 (koolstofdioxide) --> Glucose + O2 (zuurstof)
Slide 7 - Tekstslide
Functie wortels
Haalt water en voedingstoffen uit de grond en geeft dit door aan de stengel
Zorgt ook voor stevigheid van de plant
Waarom is zijn de stengel en de bladeren wel groen, maar de wortels niet?
Slide 8 - Tekstslide
De plantencel
Uit welke onderdelen bestaat een plantencel?
Celwand
Celmembraan
Cytoplasma
Celkern
Vacuole
Bladgroenkorrels
Slide 9 - Tekstslide
Bladgroenkorrels
Uniek in planten
zorgt voor de groene kleur
hier vindt fotosynthese plaats
Slide 10 - Tekstslide
Celwand
Minder uniek: planten, schimmels en bacteriën hebben celwanden (dieren dus niet)
Zorgt voor stevigheid van de cel, bijv. voor turgor (opzwellen van de cel door opname water)
Zorgt ervoor dat indringers buiten blijven
Slide 11 - Tekstslide
Vacuole
Een met vocht gevuld blaasje in het cytoplasma
Gevuld met water en opgeloste stoffen (voedingsstoffen, afvalstoffen en kleurstoffen)
Jonge planten hebben vaak meerdere kleine vacuolen, oudere planten vaak één centrale vacuole
Kan ook voor stevigheid van de cel zorgen
Slide 12 - Tekstslide
Opdracht:
Maak nu eerst opdracht 1, 2 en 3
Slide 13 - Tekstslide
Voortplanting
Planten kunnen zicht geslachtelijk voorplanten maar ook ongeslachtelijk (a-seksuele voortplanting)
Geslachtelijke voortplanting = twee geslachtscellen die samensmelten, bij mensen: eicel en zaadcel, bij planten: eicel en stuifmeelkorrel
De vrouwelijke geslachtsorgaan in de bloem maakt de eicel
Als de stuifmeelkorrels terecht komen op de stempel van de stamper, dan zullen de stuifmeelkorrels de eicellen die in het vruchtbeginsel van de stamper liggen bevruchten
Slide 14 - Tekstslide
Geslachtelijke voortplanting
Slide 15 - Tekstslide
Geslachtelijk + ongeslachtelijk
Voorbeeld tulp en aardbei
Slide 16 - Tekstslide
Mannelijke of vrouwelijke planten?
Eenhuizige plant: Dragen zuivere mannelijke en zuivere vrouwelijke bloemen
Mannelijke bloem draag meeldraden, vrouwelijke bloem de stamper
Vaak komen ze niet tegelijk op de plant voor, waarom?
Slide 17 - Tekstslide
Tweehuizige plant (ofwel: hermafrodiet): één type bloem, tweeslachtig
Heeft dus mannelijke en vrouwelijke geslachtorganen
Kunnen zichzelf niet bevruchten (bloem gaat bijv. sluiten), kan alleen bevrucht worden door bijv. insecten
slechts 5% van de planten is tweehuizig
Slide 18 - Tekstslide
Bestuiving
Het overbrengen van stuifmeelkorrels van de ene bloem naar de stamper van de andere bloem
Beide bloemen moeten wel van dezelfde soort zijn
Dit kan door bijv. insecten, vogels of de wind
zelfbestuiving: wanneer de bloem zichzelf bestuift
Kruisbestuiving: wanneer de bloem door een andere bloem wordt bestoven