Schrijven 1.3

Schrijven 1.3 Controleren en verbeteren
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Schrijven 1.3 Controleren en verbeteren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?
  • Kort opfrissen vorige les
  • Schrijven 1.3 controleren en uitvoeren
  • Zelfstandig aan de slag



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opfrissen vorige les
1.1  Voorbereiden
1.2 Uitvoeren
1.3 Controleren en verbeteren


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is citeren?
A
letterlijk aanhalen van een stukje tekst
B
hoofdgedachte van de tekst
C
gevolgtrekking
D
samenhang. overeenstemming

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is parafraseren?
A
Dan geef je in je eigen woorden weer wat de ander heeft gezegd.
B
Je zegt letterlijk wat de ander heeft gezegd.
C
Je luistert naar de hartslag van een patiënt.
D
Een actieve luisterhouding aannemen.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bronvermelding
A
Alleen bij parafraseren
B
Alleen bij citeren
C
Mag, maar niet verplicht
D
Verplicht bij citeren en parafraseren

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk hoofddoel heeft een filmaffiche?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het hoofddoel van een gedicht?
A
Ontspannen
B
Emoties oproepen
C
Instructies geven
D
Informatie geven

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het hoofddoel van een betoog?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Benadrukken

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is het hoofddoel van een recensie?
A
amuseren
B
overhalen
C
mening geven
D
instrueren

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een instructie is het hoofddoel
A
informeren
B
overtuigen
C
uitleg geven hoe je iets moet doen
D
opiniëren

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Je leert een volledige tekst maken met 
  • een goede opbouw, 
  • voldoende aanwijzingen voor de samenhang, 
  • zonder taal- of spelfouten en 
  • met een lay-out die past bij het doel en het publiek.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





Welke drie dingen doet Marianne niet goed in haar bericht?
  • Haar toon is onbeleefd.
  • Sommige zinnen zijn te lang.
  • Ze gebruikt te ingewikkelde woorden.
  • Ze gebruikt vaak dezelfde woorden.
  • Ze is woorden vergeten.

Slide 14 - Tekstslide

  • Sommige zinnen zijn te lang.
  • Ze gebruikt vaak dezelfde woorden.
  • Ze is woorden vergeten.
s




De volgende ochtend leest Jan het berichtje. Hij begrijpt er weinig van. Welke informatie had Marianne even kort en duidelijk moeten geven?

Slide 15 - Tekstslide

Marianne had even kort en duidelijk moeten vertellen wat Jan moet doen (mevrouw Tik terugbellen) en hoe hij dat moet doen (bijvoorbeeld: op telefoonnummer 06 555 87 54).
Parafraseren
Een goede lay-out

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens uw vakantie kunt u raften op onze camping. Ook kunt u op onze camping een cursus bergbeklimmen volgen en ook is er op onze camping een groot buitenzwembad met glijbaan. Op onze camping is ook een grote barbecueplaats.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het bedrijf waar ik stage loop heet Jansen. Het bedrijf is in Utrecht. Het bedrijf heeft 150 medewerkers. De medewerkers zijn verdeeld over drie afdelingen. De drie afdelingen zijn: administratie, sales, reparatie. Het bedrijf bestaat sinds 1980.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Betrouwbare bron
Feiten;
Meningen;

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
1.3 Controleren 

Alle opdrachten maken, minimaal 70
procent goed.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klassikale opdracht: Twee saaie zinnen herschrijven

Kijk goed welke zinnen te lang zijn of welke korte zinnen je kunt verbinden met een voegwoord. 
Maak een zin niet langer dan ongeveer twintig woorden. 
Gebruik verwijswoorden en synoniemen of korte omschrijvingen om saaie herhaling van woorden te voorkomen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies