3D 8/10/21

3B's
Binnen
Boeken (lees- en lesboek)
Beginnen= STIL lezen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3B's
Binnen
Boeken (lees- en lesboek)
Beginnen= STIL lezen

Slide 1 - Tekstslide

timer
7:00

Slide 2 - Tekstslide

Bespreken
paragraaf 1.5
opdracht 12, 13, 15, 16 en 17

Slide 3 - Tekstslide

Vragen over paragraaf 1.3?

Slide 4 - Tekstslide

Leesstrategieën

Welke vier leesstrategieën?


Slide 5 - Tekstslide

verkennend lezen
nauwkeurig lezen
zoekend lezen
studerend lezen

Slide 6 - Tekstslide

Tekstdoelen 
  • Een schrijver schrijft een tekst met een reden. 
Deze reden noem je het tekstdoel.

  • Welke verschillende tekstdoelen zijn er?

Slide 7 - Tekstslide

Tekstdoelen
Informeren
Overtuigen
Activeren
Amuseren

Slide 8 - Tekstslide

Start paragraaf 1.8 spelling
Wanneer een t, dt of d?

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken
 
2. De tijd in de zin veranderen

3. Het aantal in de zin veranderen

Ik loop naar school. 

Loop ik naar school?

Ik liep naar school.

Wij liepen naar school. 




Slide 10 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd --> persoonvorm (tt), schrijf je altijd met een -t, als je een t-klank hoort.

Stap 1: staat het werkwoord in de tt?
Stap 2: Ja: gebruik dan een -t


Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld:
De jongen loopt naar school.
Vandaag gebeurt er iets leuks.
Anna heeft prachtige ogen.
Mijn oma bestelt altijd appeltaart met slagroom.

Het zijn allemaal werkwoorden in de tt, dus ze eindigen met een -t. 

Slide 12 - Tekstslide

Uitzonderingen
Als de stam van een werkwoord eindigt op een -d, dan kun je -dt achter elkaar krijgen.
Voorbeeld:
Hij brandt vandaag een kaarsje.
De stam van het werkwoord is brand. De regel bij hij is stam + t. Daarom krijg je -dt. 

Slide 13 - Tekstslide

Kahoot
Oefenen voor de toets of werkwoordspelling?

Slide 14 - Tekstslide

Uitzonderingen
Als de zin vragend is, staat de persoon achter het werkwoord. Dan moet je alleen de stam schrijven.
Voorbeeld: 
Brand jij vandaag een kaarsje?
Normaal zou de regel bij 'jij' stam + t zijn, maar omdat 'jij' nu achter het werkwoord staat, is de regel dat je alleen de stam schrijft. 

Slide 15 - Tekstslide