COD & COI

 COD & COI
Het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

 COD & COI
Het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al van
het lijdend- (COD) en
meewerkend voorwerp (COI)
(plaats, vorm etc.)?

Slide 2 - Woordweb



Wie/ wat + pv+ ow=
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Meewerkend voorwerp
C
Bijwoordelijke bepaling
D
Lijdend voorwerp

Slide 3 - Quizvraag


Aan/ Voor wie/ wat + pv+ ow+ lijd. vw=
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Meewerkend voorwerp
C
Bijwoordelijke bepaling
D
Lijdend voorwerp

Slide 4 - Quizvraag

Dus: Lijd. vw.= wie/wat+ pv+ ow
Meew. vw. = aan/voor wie/wat+ pv+ ow+ lijd. vw
A
Waar
B
Niet waar
C
Weet ik niet
D
Je suis fou/ folle

Slide 5 - Quizvraag

Wij eten een croissant
Croissant= ?

A
Lijdend voorwerp
B
Meewerkend voorwerp
C
Onderwerp
D
Lidwoord

Slide 6 - Quizvraag

Wij geven een croissant aan mijn neefje
Mijn neefje = ?
A
Bijwoordelijke bepaling
B
Meewerkend voorwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quizvraag

Hij heeft een heel goed boek geschreven
Lijdend voorwerp= ?
A
een boek
B
hij
C
een heel goed boek
D
een goed boek

Slide 8 - Quizvraag

Hij heeft een heel goed boek geschreven voor zijn lezers
Meewerkend voorwerp= ?
A
Zijn lezers
B
Lezers
C
Een goed boek
D
Een heel goed boek

Slide 9 - Quizvraag

Ik zie de koningin=
Je vois la reine
Je ... vois
A
LE
B
LA
C
LES
D
L'

Slide 10 - Quizvraag

Aux Pâques, je fais le petit-déjeuner
A
Aux Pâques, je fais le
B
Aux Pâques, je fais la
C
Aux Pâques, je la fais
D
Aux Pâques, je le fais

Slide 11 - Quizvraag

Je le fais pour ... (jou)
A
TE
B
TU
C
TA
D
TOI

Slide 12 - Quizvraag

Nous l'espérons pour (HUN?)
A
LES
B
LEUR
C
ELLES
D
LUI

Slide 13 - Quizvraag

Je prends deux cafés au lait
A
Je les prends
B
Je deux prends
C
Je leur prends
D
Je prends les

Slide 14 - Quizvraag

Il y a des fleurs quand ...

A
tu LES veux voire
B
tu LA veux voire
C
tu veux LES voire
D
tu veux LA voire

Slide 15 - Quizvraag



Tu as lu l'article?
A
Oui, je l'ai lu
B
Oui, je le ai lu
C
Oui, j'ai le lu
D
Oui, j'ai l' lu

Slide 16 - Quizvraag



Pour qui tu l'as lu?
A
Pour je
B
Pour vous
C
Pour tu
D
Pour il

Slide 17 - Quizvraag

Zij kunnen het vragen
A
Ils LES peuvent demander
B
Ils peuvent LES demander
C
Ils LE peuvent demander
D
Ils peuvent LE demander

Slide 18 - Quizvraag

Ils donnent une bonne réponse
A
Ils donnent la
B
Ils une donnent
C
Ils la donnent
D
Ils donnent une

Slide 19 - Quizvraag