Thema 10 BS5 Gezonde voeding

• Biologie
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 5

BS5 GEZONDE VOEDING

DOEL:

Je kunt aangeven wat gezonde voeding is en wat de gezondheidsrisico's zijn van ongezonde voeding of van teveel voeding.

TERUGBLIK

Proefexamen biologie

bespreken

INSTRUCTIE

INSTRUCTIE

INSRUCTIE

Cholesterol krijgt vaak een slechte naam, maar het is noodzakelijk voor het goed functioneren van je lichaam. 

Het lichaam gebruikt cholesterol om hormonen en vitamine D aan te maken en de spijsvertering te ondersteunen. 

De lever maakt genoeg cholesterol om deze taken uit te voeren, maar het lichaam krijgt niet alleen cholesterol uit de lever. 

Cholesterol zit ook in voedingsmiddelen zoals vlees, zuivel en gevogelte. Als je veel van deze voedingsmiddelen eet, kan het cholesterolgehalte te hoog worden.

INSTRUCTIE

Er zijn twee hoofdtypen cholesterol: high-density lipoproteïne (HDL) en low-density

lipoproteïne (LDL). Lipoproteïnen worden gemaakt van vet en eiwitten. 

Cholesterol beweegt zich door het lichaam terwijl het zich in de lipoproteïnen bevindt.

INSTRUCTIE

HDL staat bekend als "goede cholesterol" omdat het cholesterol naar de lever transporteert om uit het lichaam te worden uitgestoten. HDL helpt het lichaam te ontdoen van overtollig cholesterol, zodat het minder snel in uw slagaders terechtkomt.

 

LDL wordt "slechte cholesterol" genoemd omdat het cholesterol naar de slagaders brengt, waar het zich kan verzamelen in de slagaderwanden. Te veel cholesterol in uw slagaders kan leiden tot een opbouw van plaque die bekend staat als atherosclerose. Dit kan het risico op bloedstolsels in uw slagaders verhogen. Als een bloedstolsel afbreekt en een slagader in uw hart of hersenen blokkeert, kunt u een beroerte of een hartaanval krijgen.

INSTRUCTIE

INSTRUCTIE

INSTRUCTIE

INSTRUCTIE

Let goed op tijdens het filmpje want tussendoor kunnen zomaar eens vragen komen die je moet beantwoorden!

BEGELEID OEFENEN

BEGELEID OEFENEN

BEGELEID OEFENEN

ZELFSTANDIG OEFENEN

Maak opdracht 63 t/m 67

p. 177

compact: opdracht 63, 64 en 66

Maak examenopgave 1 t/m 4

p. 194

HUISWERK

EVALUATIE

1. Wat heb je geleerd?

2. Wat zou je de volgende keer anders doen?

3. Hoe vind jij dat je hebt gewerkt?