Dag 2

Woorden
Thema 13:  Muziek
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woorden
Thema 13:  Muziek

Slide 1 - Tekstslide

door
  • van de ene kant naar de andere kant (lopen/kruipen/ rollen/ springen)
  • Zin: Hij loopt door het park.
  • Zin: De bal rolt door de sportzaal.
7

Slide 2 - Tekstslide

draaien (ww)
  • rondjes bewegen
  • óf: muziek  afspelen
  • werkwoord
  • Zin: Ik draai de kraan open.
  • Zin: Hij draait goede muziek.
8

Slide 3 - Tekstslide

duren (ww)
  • een stukje tijd
  • werkwoord

  • Zin: Het duurt maar heel even.
  • Zin: Wachten kan heel lang duren.
9

Slide 4 - Tekstslide

eigenlijk
  • het is écht zo!
  • in het echt
  • zin: Ik ben eigenlijk moe.
  • zin: Mijn moeder kookt elke dag rijst. Eigenlijk vind ik dat niet zo lekker
10

Slide 5 - Tekstslide

elk
  • ieder
  • alle mensen, dieren en dingen
  • zin: Elk mens heeft eten nodig.
  • zin: Ik poets elke dag mijn tanden.
11

Slide 6 - Tekstslide

de fan
  • je vindt een beroemd persoon of groep heel goed
  • de fan - de fans
  • zin: Zij houden van de groep Black Pink. Zij zijn grote fans.
12

Slide 7 - Tekstslide

12
timer
1:30
Van welke muziek ben jij fan?

Slide 8 - Woordweb

Maak een goede zin.
gebruik het woord: door
7
timer
1:30

Slide 9 - Open vraag

Goed of fout?
A - Een mens kan draaien.
B - Een fietswiel kan draaien.
C - Een hamburger in de pan kan je draaien.
8
A
A - fout B - goed C - goed
B
A - goed B - goed C - goed
C
A - goed B - fout C - goed
D
A - goed B - goed C - fout

Slide 10 - Quizvraag

9
timer
1:30
Wat duurt er lang?

Slide 11 - Woordweb

8+9
Wat hoort er bij elkaar?
draaien
duren

Slide 12 - Sleepvraag

Maak een zin.
gebruik het woord: eigenlijk
10

Slide 13 - Open vraag

A - ....... dag ga ik naar school.
B - Hij heeft ...... keer iets anders.
C - ...... kind moet naar school.
11
A
A - elke B - elk C - elk
B
A - elke B - elk C - elke
C
A - elke B - elke C - elke
D
A - elke B - elke C - elk

Slide 14 - Quizvraag