In de tijd van keizer Augustus leefde in Judea een Joodse man - Jezus van Nazareth. Hij predikte dat mensen menslievend, verdraagzaam, vergevingsgezind, vrijgevig en eenvoudig moesten zijn. Na de dood kwam je volgens Jezus in de hemel.
Sommige Joden volgend Jezus en zagen hem als de verlosser die God had gestuurd. Ze gaven hem de naam Christus, de gezalfde. Zelf noemden de volgelingen zich christenen. Een nieuw geloof ontstond: het christendom.