Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Grammatica unit 5 & 6
Grammatica unit 5 & 6
1 / 15
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
In deze les zitten
15 slides
, met
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Grammatica unit 5 & 6
Slide 1 - Tekstslide
Wel doen
Wash your hands.
Eat healthy.
Pick up those bags
Niet doen
Don't
touch the wall.
Don't
eat candy before dinner.
Don't
go there
Slide 2 - Tekstslide
Gerund
Een gerund (werkwoord + -ing) gebruik je als een zelfstandig naamwoord.
Je kunt een gerund gebruiken na werkwoorden als:
Love
I love travelling
Stop
They stopped seeing each other.
Start
Abigail always starts planning as soon as she gets homework.
Enjoy
They enjoy swimming.
Slide 3 - Tekstslide
have to/ don't have to
.
Example:
I
have to be
there on time.
Ian
has to clean
up after the party.
have to + hele werkwoord
moeten
(verplicht, van buitenaf opgelegd)
Slide 4 - Tekstslide
have to/ don't have to
.
Example:
You
don’t have to
do this if you don’t want to.
Emily
doesn’t have to
wait; she can go now.
don’t / doesn’t have to + hele werkwoord
niet hoeven
Slide 5 - Tekstslide
have to/ don't have to
I
have to work
He/ She/ It
has to work
You/ they
have to wrok
I
don't
have to
work
He/ She/ It
doesn't has to
work
You/ they
don't have to
work
Slide 6 - Tekstslide
have to/ don't have to
I
have to work
He/ She/ It
has to work
You/ they/ we
have to wrok
I
don't
have to
work
He/ She/ It
doesn't has to
work
You/ they/we
don't have to
work
Slide 7 - Tekstslide
Articles
The
Gebruik je als je specifiek verwijst naar iets die al eerder is benoemd in een zin.
Bijv: Can you pass me
the
salt?
A
Gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker (B, C, D, G, F, K etc.)
Uitzonderingen:
e
uro,
E
uropean,
u
niversity,
u
niform
An
Gebruik je bij woorden die met een klinker beginnen
(A, E, I, O, U) Uitzondering:
h
our (de h spreek je niet uit daaarom
an hour)
Slide 8 - Tekstslide
Plaats van het bijwoord
vóór
een
bijvoeglijk naamwoord
of
een ander bijwoord:
You’re going to become
extremely
popular.
She works
really
seriously
on the journal.
vóór het hoofdwerkwoord:
She
regularly
asks
me to write for her website.
He
quickly
grabbed
the snake.
aan het einde van de zin voor meer nadruk:
He grabbed the snake
quickly.
She takes everything so
seriously.
Let op!
Bijwoorden staan
ná een vorm van to be (am / are / is / was / were).
They
are usually
late.
It
is not exactly
cheap, is it?
Een bijwoord staat in het algemeen
vóór het woord waarover het iets zegt
.
Slide 9 - Tekstslide
Present perfect
Wat is het?
Voltooid deelwoord
Wat geeft het aan?
Je gebruikt de
present perfect
als je wilt zeggen dat
iets is gebeurd
en het
niet belangrijk is wanneer.
Hoe maak je de present perfect?
have/ has + voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord eindigt op -ed bij regelmatige werkwoorden.
Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm.
Slide 10 - Tekstslide
Present perfect
Wat geeft het aan?:
Iets is in het verleden begonnen en is nu nog bezig
Iets is in het verleden gebeurd, en is nu nog zichtbaar
Iets uit het verleden is nu nog belangrijk
Hoe maak je de present perfect?
have/has + voltooid deelwoord
Slide 11 - Tekstslide
Present perfect
Bevestigend
I
have worked
for hours
You
have stolen
our computer
He
has taken
that away
Ontkenned
I
haven't eaten
yet
You
haven't played
a game
She
hasn't found
her keys yet
Vragend
Have
I
played
the game?
Has
she
eaten
lunch?
Have
they
brought
the tv?
Slide 12 - Tekstslide
Voorbeelden present perfect
He has broken his leg.
We have seen this movie
already
.
I have worked here
since
I graduated school.
Have you seen this place
before
Slide 13 - Tekstslide
Past simple
Wat
Past simple
Wanneer
Om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd.
Hoe
Met –ed OF een onregelmatige vorm.
Signaalwoorden
Yesterday, last week, last month, two days ago, four days ago, months ago, etc.
Voorbeelden
He
walked
her home last night.
I
talked
to him on the phone yesterday.
She
tried
to close her book but a fly got caught in between the pages.
Slide 14 - Tekstslide
Past simple
Als in het verleden iets gebeurt, gebruik je de past simple
The past simple eindigt vaak op -ed.
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
I played
You played
He/she/it played
We played
They played
You played
I
did
not
play
You
did
not
play
He/she/it
did
not
play
We
did
not
play
They
did
not
play
You
did
not
play
Did
I play?
Did
you play?
Did
he/she/it play?
Did
we play?
Did
they play?
Did
you play?
Slide 15 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Past Simple vs. Present Perfect
Juni 2022
- Les met
38 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
ma 28/06
Juni 2021
- Les met
10 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Past simple vs. Present perfect
September 2022
- Les met
18 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Grammar quiz
September 2022
- Les met
22 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Unit 1 Grammar onderdelen
Oktober 2023
- Les met
27 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
do 20/05 3TM2
Mei 2021
- Les met
15 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Unit 1 Grammar onderdelen
September 2022
- Les met
33 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Recap Present Perfect vs Past Simple + Modals
Juni 2022
- Les met
29 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2