Grammar practice 2Ha All Right Unit 3

Grammar practice 
2M All Right Unit 3
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Grammar practice 
2M All Right Unit 3

Slide 1 - Tekstslide

Present Perfect
stappenplan?

Slide 2 - Tekstslide

Fill in the correct form of the present perfect:
It ... (to rain) a lot.
A
have rain
B
has rain
C
have rained
D
has rained

Slide 3 - Quizvraag

Fill in the right form of the present perfect: 'How long.................you...............for that boss?' ( work)
A
has worked
B
did work
C
have worked
D
had worked

Slide 4 - Quizvraag

Make the present perfect:
You_____ (to keep) a pet for three years)

Slide 5 - Open vraag

Make the present perfect:
I ___just ___(to go) to the library

Slide 6 - Open vraag

Make the present perfect:
(you / ever/ eat/Thai food?)

Slide 7 - Open vraag

Make the present perfect:
(We / never/ hear /that song/before)

Slide 8 - Open vraag

Maak de present perfect:
He listens

Slide 9 - Open vraag

Maak present perfect:
John lives

Slide 10 - Open vraag

Present perfect:
The parents speak to the children.

Slide 11 - Open vraag

can, could, to be able to, to be allowed to

Slide 12 - Tekstslide

Can:
"Can" wordt gebruikt om aan te geven dat iets fysiek of mentaal mogelijk is voor een persoon.
Voorbeeld: "I can swim." (Ik kan zwemmen.)

Could:
"Could" wordt vaak gebruikt als een verleden tijd van "can" en kan ook gebruikt worden om beleefdheid uit te drukken.
Voorbeeld 1 (verleden tijd): "Yesterday, I could swim for hours." (Gisteren kon ik urenlang zwemmen.)
Voorbeeld 2 (beleefdheid):
 "Could you please pass the salt?" (Zou je alsjeblieft het zout kunnen doorgeven?)

Be Able To:
"Be able to" wordt gebruikt om iemands vermogen of mogelijkheid aan te duiden, vergelijkbaar met "can."
Voorbeeld: "She is able to speak three languages." (Ze kan drie talen spreken.)

Be Allowed To:
"Be allowed to" betekent dat iemand toestemming heeft om iets te doen.
Voorbeeld: "Children are allowed to play in the park." (Kinderen mogen in het park spelen.)



Slide 13 - Tekstslide

I can't find my parents at the supermarket. They ___________ (to be) at home.
A
can be
B
are able to be
C
could be
D
will be allowed to be

Slide 14 - Quizvraag

We ___________ (to talk) during the test. If you talk, you get a 1.
A
cannot talk
B
are not able to talk
C
could not talk
D
are not allowed to talk

Slide 15 - Quizvraag

I think that I _________ (to attend) classes today.
A
can attend
B
am able to attend
C
could attend
D
am allowed to attend

Slide 16 - Quizvraag

I _________ (not - to help) dad in the garden. I'm not feeling well.
A
am not able to help
B
could not help
C
cannot help
D
am not allowed to help

Slide 17 - Quizvraag

When I was young I _________ (to sing) very well.
A
can sing
B
was able to sing
C
could sing
D
was allowed to sing

Slide 18 - Quizvraag

My father ________believe his eyes when he saw me come in with a stray cat.
A
can
B
could
C
can't
D
couldn't

Slide 19 - Quizvraag

When Tim was 16, he ______ 100 metres in 11 seconds.
A
can run
B
were able to run
C
could run
D
was allowed to run

Slide 20 - Quizvraag

'You look tired.' - 'Yes, that's because I _________ last night.
A
couldn't sleep
B
cannot sleep
C
didn't be able to
D
was allowed to sleep

Slide 21 - Quizvraag

have to, must or should

Slide 22 - Tekstslide

Have to:

"Have to" wordt gebruikt om aan te geven dat iets noodzakelijk is of verplicht moet worden gedaan. Het duidt op een externe verplichting of een externe reden waarom iets moet gebeuren.
Voorbeeld: "I have to finish my homework before I go out."





Must:
"Must" wordt ook gebruikt om verplichting aan te geven, maar het drukt meestal een persoonlijke overtuiging of interne verplichting uit. Het wordt vaak gebruikt om sterke aanbevelingen of regels uit te drukken.
Voorbeeld: "You must be at least 18 years old to enter the casino."




Should:
"Should" geeft aan dat iets wenselijk is of wordt aanbevolen, maar het is niet strikt verplicht. Het drukt advies, suggestie of een goede praktijk uit.
Voorbeeld: "You should eat plenty of fruits and vegetables for a healthy diet."

Slide 23 - Tekstslide

If you want to work in the USA, you ..... good English. (speak)

Slide 24 - Open vraag

You ........ Jim a clock as a birthday present, he'll love it. (give)

Slide 25 - Open vraag

You are ill. You ........... to school today. (not go)

Slide 26 - Open vraag

You ....... to feed the dog. (remember)

Slide 27 - Open vraag

You ...... anything stupid if you want to keep your job (not say)

Slide 28 - Open vraag

Do you think you are ready for the test?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Study vocab
timer
5:00

Slide 30 - Tekstslide