Di 14-12-2021 K2, L4

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

BR2E

Dienstag, 14 Dezember 2021

Was werden wir heute machen?

Wat gaan we vandaag doen?

• Weektaak controle
  
• Grammatik herhaling
• Aufgaben

Weektaak

Kapitel 2, Lektion 3, Aufgabe: 2, 5, 6, 7, 8, 9

Niet gemaakt/boek:

SO

Week 50: 15 december 4e uur SO,  Telt 2x mee

Seite 92 – 94 Lernbox Lektion 1 t/m 4 en Redemittel (nl-du)

Seite 58 Grammatik A+werkwoordenlijst K1+2* --> (fe)esttenten

Seite 58 Grammatik B --> voltooid deelwoord

Seite 60 Grammatik C --> getallen tot 1000

Seite 66 Grammatik D --> geslachten znw

Grammatik K2

Was weißt du noch?

18 Fragen

vertaal/vervoeg:
hij werkt

1. es arbeitet
2. er arbeitet
3. er arbeit
4. sie arbeiten

vertaal/vervoeg:
jullie hebben nodig

1. sie brauchen
2. wir brauchen
3. ihr braucht
4. es braucht

vertaal/vervoeg:
jij wacht

1. ihr wartest
2. du wartest
3. du wartst
4. sie wartet

vertaal/vervoeg:
wij vinden

vertaal/vervoeg:
het kost

Voltooid deelwoord:
geleefd

1. geliebt
2. geleebt
3. gelebt
4. geliefd

Voltooid deelwoord:
gekost

1. gekostt
2. gekost
3. gekoosten
4. gekostet

Voltooid deelwoord:
gespeeld

1. gespielt
2. gespeilt
3. gespild
4. gespielet

Schrijf voluit:
78

1. achtundsiebzich
2. achtundsiebzig
3. achtundsiebenzig
4. achtunsiebzig

Schrijf voluit:
115

1. hundertfünfzehn
2. hunderdfünfzehn
3. hundertfunfzehn
4. hundertfünfzahn

Schrijf voluit:
1016

1. tausentundsechzehn
2. tausendundsechszehn
3. tausendundsechzehn
4. tausendundsechzig

Schrijf voluit:
88

Schrijf voluit:
19

Welk lidwoord + wat is de juiste regel?

_____ Kind

1. der, mannelijk
2. die, vrouwlijk
3. das, het-woord
4. die, het-woord

Welk lidwoord + wat is de juiste regel?

_____ Mädchen

1. die, vrouwelijk persoon
2. das, het-woord
3. der, eindigt op -chen
4. die, eindigt op -chen

Welk lidwoord + wat is de juiste regel?

_____ Schule

1. die, eindigt op -e
2. das, het-woord
3. die, meervoud
4. der, eindigt op -e

Welk lidwoord + wat is de juiste regel?
______ Oktober

Welk lidwoord + wat is de juiste regel?
_______ Kinder

Aufgaben machen

opdrachten maken

• Was (wat)? 

Leren SO

• Wie (hoe)? Online of op papier
• Hilfe (hulp)? Buren, docent       
• Zeit (tijd)? 10:00

An die Arbeit!