Kapitel 3 Feesttenten

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je een stam van het hele werkwoord?

Slide 5 - Woordweb

Wat is de stam van ''besuchen''
A
besuchen
B
besuch

Slide 6 - Quizvraag

Hoe maak je een voltooid deelwoord?

Slide 7 - Woordweb

Wat is het voltooid deel woord van kochen?
A
kocht
B
gekochen
C
gekocht

Slide 8 - Quizvraag

wat is het voltooid deel woord van ''schmecken''

Slide 9 - Open vraag

Hoe herken je een voltooid deelwoord in een zin?
A
staat altijd aan het begin van de zin
B
staat altijd aan het eind van de zin

Slide 10 - Quizvraag

was habt hier heute....... (machen
A
macht
B
machte
C
gemacht

Slide 11 - Quizvraag

Belangrijk! 
staan er 2 namen in de zin dan --> het hele werkwoord.
zoals in het NEDERLANDS. 
Bijv. Franz und Clara --> besuchen, haben, kommen 

Staat er 1 naam in de zin dan --> vervangen door er/sie/es. Dus krijgt de stam een -t
Franz sucht, kocht, besucht

Slide 12 - Tekstslide

Leon und Dieter (kommen) auch mit
A
kommt
B
kommen

Slide 13 - Quizvraag

Clara und Miek (kochen) heute Pommes.

Slide 14 - Open vraag

Anna (trinken) Cola in einem Restaurant.
A
trinken
B
trinkt

Slide 15 - Quizvraag

Leo (schenken) mir einen Handy.
A
schenken
B
schenkt

Slide 16 - Quizvraag

19.2 Grammatik S.98
Pak je stappenplan voor je.
1. maak de stam van het hele werkwoord.
2. onderstreep het persoonlijk voornaamwoord.
3. gebruik de regel ''FEESTTENTEN''.
Fertig: 19.1 + 19.3 
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Zahlen (getallen) 
1. Getallen voluit schrijven in het Duits. 
Bijv. 40 = vierzig 

Slide 18 - Tekstslide

Hoe schrijf je voluit ''1000''

Slide 19 - Open vraag

hoe schrijf je voluit ''50''
A
fünfzig
B
funfzig

Slide 20 - Quizvraag

Hoe schrijf je ''80'' voluit

Slide 21 - Open vraag

Zahlen (getallen)
1. getallen in het Nederlands kunnen schrijven.
Bijv. achtzig = 80 

Slide 22 - Tekstslide

fünfundvierzig
A
45
B
54

Slide 23 - Quizvraag

zweiundneunzig
A
92
B
91
C
29

Slide 24 - Quizvraag

Lidwoorden
Je moet het juiste lidwoord voor het zelfstandig naamwoord zetten en vertalen het woord naar het Nederlands. 

bijv. ..... Mann wordt.... der Mann
betekent: de man 

Slide 25 - Tekstslide

Eltern
A
der Eltern
B
die Eltern
C
Das Eltern

Slide 26 - Quizvraag

(der, die, das) Frau
(alleen lidwoord invullen)

Slide 27 - Open vraag

Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quizvraag

Wat is belangrijk voor de SO?
1. Getallen
2. woordjes beide kanten op leren.
3. regel (fe)esttenten.
4. lidwoorden 

Slide 29 - Tekstslide