Start examenbundel

PROGRAMMA
 Lezen
 Examentraining
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

PROGRAMMA
 Lezen
 Examentraining

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Oriëntatietoets blz. 9 e.v.
Maak deze week  
de oriëntatietoets 
individueel.



Geen bundel mee? Ga naar NN online:
Cursus 7 Eindexamen


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

PROGRAMMA
- Lezen
- examenbundel





Slide 5 - Tekstslide

PROGRAMMA
- Lezen
- examenbundel
- Quickscan examen/werken aan je leeslijst




Slide 6 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

het Centraal Examen Nederlands in 5-havo
Wie, wat, hoe, wanneer?
Pak je iPad voor enkele vragen.
                   

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer is het CE Nederlands?
A
donderdag 15 mei om 9.00 uur
B
donderdag 15 mei om 13:30 uur

Slide 9 - Quizvraag

Wat hoef je op onze school niet zelf mee te nemen naar je examens?
A
woordenboek Nederlands
B
pennen
C
markeerstiften
D
flesje water en banaan

Slide 10 - Quizvraag

Hoe lang van tevoren
moet je bij het lokaal aanwezig zijn?
A
5 minuten
B
10 minuten
C
15 minuten
D
20 minuten

Slide 11 - Quizvraag

Hoe lang duurt het examen?
A
90 minuten
B
120 minuten
C
150 minuten
D
180 minuten

Slide 12 - Quizvraag

Welke twee domeinen worden
bij het vak Nederlands getoetst?
A
leesvaardigheid en samenvatten
B
samenvatten en argumentatie
C
leesvaardigheid en argumentatie
D
lees- en schrijfvaardigheid

Slide 13 - Quizvraag

Uit hoeveel hoofdteksten bestaat het examen meestal?
A
drie
B
vier
C
vijf
D
zes

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel vragen krijg je ongeveer?
A
20
B
30
C
40
D
50

Slide 15 - Quizvraag

Wat moet je doen met een satelliettekst?
A
vergelijken met de hoofdtekst
B
samenvatten
C
in een schema zetten

Slide 16 - Quizvraag

Wat voor onderwerpen
hebben de teksten meestal?
A
economische kwesties
B
technische ontwikkelingen
C
maatschappelijke inzichten
D
(beroeps)opleidingen

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel scorepunten
kun je ongeveer behalen?
A
40
B
60
C
50
D
70

Slide 18 - Quizvraag

Bij welk percentage goede antwoorden behaal je meestal
een voldoende (5,5)?
A
47 %
B
48%
C
49%
D
50%

Slide 19 - Quizvraag

Hoeveel scorepunten kun je maximaal verliezen door onjuist taalgebruik?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 20 - Quizvraag

Wat gebeurt er met
een te lang antwoord
bij een open vraag?
A
Per woord te veel gaat er 1 scorepunt af.
B
Het antwoord wordt dan fout gerekend.
C
De extra woorden worden inhoudelijk niet beoordeeld.
D
Alleen de woorden binnen het maximum worden beoordeeld.

Slide 21 - Quizvraag

Wat moet je doen bij het citeren van een zin?
A
de hele zin letterlijk overschrijven
B
het regelnummer van de zin geven
C
eerste twee en laatste twee woorden noteren plus regelnummer

Slide 22 - Quizvraag

Goed of fout?
Een antwoord geformuleerd als bijzin
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quizvraag

Telt het herhalen van de vraag mee bij het tellen van het aantal woorden?
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quizvraag

Telt het gebruik van hoofdletters en punten mee in de beoordeling?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

Examenbundel blz. 52 e.v.
- Omcirkel de 
signaalwoorden
- Onderstreep 
de kernzinnen



Slide 26 - Tekstslide

Oriëntatietoets blz. 21 e.v.
Maak deze week  
de oriëntatietoets 
individueel.



Slide 27 - Tekstslide

PROGRAMMA
 Lezen
 Examenvoorbereiding

Slide 28 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 29 - Tekstslide

Meest gemaakte taalfouten in het CE
Maak aantekeningen

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Oriëntatietoets blz. 21 e.v.
Maak  de oriëntatietoets 
individueel.
Klaar? 
Kijk na en bepaal 
op basis van het advies 
jouw eigen leerdoelen.
Zie blz. 9 en verder. 





Slide 32 - Tekstslide

Jouw leerdoelen
Ga naar de paragrafen
die aansluiten
op jouw leerdoelen.
Bestudeer de theorie
en maak de 
bijbehorende
opdrachten.






Slide 33 - Tekstslide

Heel nuttige websites
mijneindexamen.nl

Lerenvoorhetexamen.nl (examenkompas!)

examenblad.nl

Slide 34 - Tekstslide

Opbouw examen Nederlands (1)
  1. Tekstsoort, schrijfdoel, intentie van de schrijver bepalen
  2. Hoofdgedachte aangeven
  3. Samenvatten (kleinere tekstgedeelten)
  4. Functie van tekstgedeelten bepalen
  5. Standpunten en argumenten identificeren
  6. Argumentatie benoemen en aanvaardbaarheid vaststellen

Slide 35 - Tekstslide

Opbouw examen Nederlands (2)
  • meerdere teksten
  • vragen per tekst
  • vergelijkingsvragen (meerdere teksten)
  • meerdere onderwerpen
  • woordenschat = erg belangrijk (!)

Slide 36 - Tekstslide

Huiswerk
- Controleer de antwoorden van de oriëntatietoets op internet

- Neem de uitslag mee naar de les

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide