Engels thema 3
1 / 32
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wanneer gebruik je some
A
gebruik je in een ontkenning
B
gebruikt als je enkele of wat bedoelt
C
gebruik je in een vraag
Slide 4 - Quizvraag
Wanneer gebruik je Any
A
in vragen als je wat bedoelt
B
of als je enkele en of wat bedoelt
C
in ontkenningen
Slide 5 - Quizvraag
maak een zin met some
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Much
Many
Do the words belong to much or many? Drag and drop.
dog
water
friends
restaurant
rain
sand
time
egg
Slide 8 - Sleepvraag
Much or many?
A
much
B
many
Slide 9 - Quizvraag
much or many?
A
much
B
many
Slide 10 - Quizvraag
much or many?
A
much
B
many
Slide 11 - Quizvraag
much or many
A
much
B
many
Slide 12 - Quizvraag
much or many?
A
much
B
many
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Engels meervoud
NOOIT
NOOIT
A
es
B
's
C
oes
D
s
Slide 15 - Quizvraag
meervoud van 'piano' (in het Engels)
A
pianos
B
piano's
C
pianon
D
piano
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het meervoud van 'aardappel' in het Engels?
A
potatos
B
earth appels
C
potatoes
D
spuds
Slide 17 - Quizvraag
Meervoud van 'shoe' in het Engels
A
shoes
B
shoies
C
shoeos
D
shoe's
Slide 18 - Quizvraag
Meervoud van camera in het Engels
A
Camera's
B
Camerae
C
Cameras
D
Camera
Slide 19 - Quizvraag
Meervoud van 'photo' in het Engels
A
photoes
B
photo's
C
photos
D
photoos
Slide 20 - Quizvraag
Ik begrijp hoe ik meervoud kan maken in het Engels.
A
Ja
B
Nee
C
Ja en nee, meestal gaat het goed.
D
Het gaat nog redelijk veel fout.
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Kies: This / That / These / Those
A
This students over there are lost.
B
That students over there are lost.
C
These students over there are lost.
D
Those students over there are lost.
Slide 24 - Quizvraag
This / That / These / Those
A
Look at this birds on the roof there!
B
Look at that birds on the roof there!
C
Look at these birds on the roof there!
D
Look at those birds on the roof there!
Slide 25 - Quizvraag
This / That / These/ Those
A
This dogs here are happy.
B
That dogs here are happy.
C
These dogs here are happy.
D
Those dogs here are happy.
Slide 26 - Quizvraag
Ik kan "this/that/these/those" ...
A
niet gebruiken
B
een beetje gebruiken
C
goed gebruiken
D
gebruiken met hulp
Slide 27 - Quizvraag
wat is de betekenis van vegetables
Slide 28 - Open vraag
wat betekent can
A
fles
B
blikje
C
cup
D
jar
Slide 29 - Quizvraag
awful
A
verschikkelijk
B
disgusting
C
box
D
salty
Slide 30 - Quizvraag
mes
A
glass
B
mug
C
knife
D
dish
Slide 31 - Quizvraag
I understand the differences between:
must, should and have to
must, should and have to
😒🙁😐🙂😃
