Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
3H oefentoets taalverzorging H2 en H4
3H oefentoets
Taalverzorging H2 en H4
1 / 43
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
In deze les zitten
43 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
3H oefentoets
Taalverzorging H2 en H4
Slide 1 - Tekstslide
Lesinhoud
NWG en WWG
Werkwoordsoorten
Engelse werkwoorden
Slide 2 - Tekstslide
Gezegden
WWG = er gebeurt iets
NWG = er is iets
Slide 3 - Tekstslide
De zon is aan het schijnen.
A
nwg
B
wwg
Slide 4 - Quizvraag
Mijn plan is aan het werken.
A
nwg
B
wwg
Slide 5 - Quizvraag
Ik voel me erg misselijk.
A
nwg
B
wwg
Slide 6 - Quizvraag
Dat concert in het Sportpaleis blijkt erg goed te zijn.
A
nwg
B
wwg
Slide 7 - Quizvraag
Zij is de hele dag in bed blijven liggen.
A
nwg
B
wwg
Slide 8 - Quizvraag
Kate Middleton schijnt zwanger te zijn.
A
nwg
B
wwg
Slide 9 - Quizvraag
Joyce lijkt erg slim.
A
nwg
B
wwg
Slide 10 - Quizvraag
De panda heeft een zachte vacht.
A
nwg
B
wwg
Slide 11 - Quizvraag
Hij is hard aan het werken in de tuin.
A
nwg
B
wwg
Slide 12 - Quizvraag
Hij wordt later zeker beroemd.
A
nwg
B
wwg
Slide 13 - Quizvraag
Werkwoorden
hww, zww, kww
Slide 14 - Tekstslide
Drie soorten werkwoorden
HWW (hulpwerkwoord)
ZWW (zelfstandig werkwoord)
KWW (koppelwerkwoord)
Slide 15 - Tekstslide
HWW - ZWW - KWW
1. Wat zijn de werkwoorden in de zin?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord?
V
oltooid deelwoord
I
nfinitief
P
ersoonsvorm
3. Is dat werkwoord een KWW of een ZWW?
4. De rest van de werkwoorden zijn HWW's!
Slide 16 - Tekstslide
hww, zww, kww
Als in een zin met een naamwoordelijk gezegde staat, dan heb je altijd een koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen.
Het koppelwerkwoord koppelt een (tijdelijke) eigenschap aan het onderwerp.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Later wordt mijn broer tandarts.
wordt: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW
Slide 19 - Quizvraag
Zij zou naar school komen.
zou: hww, kww of zww?
A
hww
B
zww
C
kww
Slide 20 - Quizvraag
Willem is jarig geweest.
geweest: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww
Slide 21 - Quizvraag
Mijn oma heeft de lekkerste appeltaart gebakken
heeft: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww
Slide 22 - Quizvraag
Die jongen blijkt een taaie te zijn.
zijn: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW
Slide 23 - Quizvraag
Kies hww/zww/kww.
Hij had geen zin om op te staan?
A
had = hww
B
had = zww
C
had = kww
Slide 24 - Quizvraag
21. Zijn jullie dan op Vlieland?
zijn: hww, zww of kww?
A
ZWW
B
KWW
C
HWW
Slide 25 - Quizvraag
Hij wordt een aardige docent.
wordt: hww, zww of kww?
A
kww
B
hww
C
zww
Slide 26 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Gebruik de Nederlandse grammaticaregels
Let op! Bij uitspraakverwarring:
een - e - = geracet
een extra medeklinker = gesoftbald / gebaseballd
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Welke werkwoordspellingsregels gebruik je bij Engelse werkwoorden?
A
De 'normale' Nederlandse
B
De Engelse
Slide 29 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Ik heb jaren als webdesigner (freelancen)
A
gefreelancet
B
gefreelanct
C
gefreelanced
D
gefreelancd
Slide 30 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald
Slide 31 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden)
Hij (racen-vt)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete
Slide 32 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Jij (stressen-tt)
A
stresst
B
strest
C
stresd
D
stressd
Slide 33 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden)
Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde
Slide 34 - Quizvraag
Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Hij heeft de hele dag gegamed.
B
Hij heeft de hele dag gegamet.
C
Hij heeft de hele dag gegamt.
D
Hij heeft de hele dag gegamd.
Slide 35 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd
Slide 36 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (paintballen)
A
gepaintbald
B
gepaintballd
Slide 37 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd
Slide 38 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede
Slide 39 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet
C
deletete
D
delete
Slide 40 - Quizvraag
Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
timer
0:15
A
Hij gamet de hele dag.
B
Hij gamed de hele dag.
C
Hij gamt de hele dag.
D
Hij game't de hele dag.
Slide 41 - Quizvraag
(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette
Slide 42 - Quizvraag
Ben je klaar voor de toets?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 43 - Poll
Meer lessen zoals deze
hww zww kww
10 dagen geleden
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
hww zww kww
Mei 2021
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Zelfstandige werkwoorden, koppel- en hulpwerkwoorden
Oktober 2022
- Les met
36 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Zelfstandige werkwoorden, koppel- en hulpwerkwoorden
December 2024
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
2HV hww/zww/kww
Mei 2024
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
2H woordsoorten hww/zww/kww
November 2023
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
2HV hww/zww/kww
November 2023
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
wg/ng
Maart 2021
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2