Een bedrijf opstarten om er zoveel mogelijk winst uit te halen noemen we kapitalisme (kapitalisten)
Dit doe je door geld te investeren (= geld in een bedrijf steken)
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare school
In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Een bedrijf opstarten om er zoveel mogelijk winst uit te halen noemen we kapitalisme (kapitalisten)
Dit doe je door geld te investeren (= geld in een bedrijf steken)
Slide 1 - Tekstslide
Economie
Economie is alles wat met geld te maken heeft
In onze maatschappij draait veel om geld
Kunnen jullie daar een voorbeeld van noemen?
Slide 2 - Tekstslide
Kapitalisme & economie
Wat is kapitalisme?
Wat is economie?
Slide 3 - Tekstslide
Welvaart
Stelling...
Slide 4 - Tekstslide
Welvaart
Stelling...
Als je als land welvarend bent, dan betekent het dat je als land helemaal geen armoede hebt in je land.
Slide 5 - Tekstslide
Welvaart
Stelling...
Als je als land welvarend bent, dan betekent het dat je als land helemaal geen armoede in je land hebt.
Stelling is onjuist
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Toegevoegde waarde
Bij iedere bewerking krijgt een product meer waarde. Door deze toegevoegde waardewordt de prijs van het product steeds hoger.
Een aardappelboer verkoopt zijn aardappelen bijvoorbeeld niet direct aan een winkel of klant maar aan een groothandel. Die verkoopt dat het product weer door aan de winkels en levert een dienst. Deze dienst is in dit geval de toegevoegde waarde
Slide 8 - Tekstslide
Wat maken we?
Cursus 1.1 Economie
Slide 9 - Tekstslide
De productieweg
De weg van een grondstof naar een eindproduct noemen we de productieweg.
Soms kan een product zowel een eindproduct als een grondstof zijn. Bijvoorbeeld kaas: Als je een stuk kaas koopt is het een eindproduct maar kaas kan ook als grondstof gebruikt worden voor andere producten.
Slide 10 - Tekstslide
Kapitaalgoederen zijn:
A
het werk dat mensen doen
B
dingen die je nodig hebt om te produceren zoals natuur en arbeid
C
dingen uit de natuur, zoals grondstoffen
D
hulpmiddelen bij de productie
Slide 11 - Quizvraag
Loes verdient 1900 euro bruto per maand. Haar nettoloon is 1350 euro. Hoe veel loonheffing is er van haar bruto loon ingehouden?
A
450 euro
B
550 euro
C
650 euro
D
750 euro
Slide 12 - Quizvraag
Het meer waard worden van een product door een bewerking noem je:
A
productiefactoren
B
toegevoegde waarde
C
kapitaal
D
kapitaalgoederen
Slide 13 - Quizvraag
timer
1:00
Waar denk je aan bij het woord productie?
Slide 14 - Woordweb
Bedrijfskolom
Alle bedrijven die samenwerken aan een product vormen samen een bedrijfskolom
Elk bedrijf in de bedrijfskolom zorgt voor een bewerking van het product (met andere woorden: ieder bedrijf voegt iets toe of doet iets aan het product om het klaar te maken voor gebruik)
Slide 15 - Tekstslide
Bruto en netto loon
Voor arbeid krijg je loon.
De werkgever betaalt zijn werknemers per uur eenbrutoloon
Hier houdt hij loonbelasting en sociale premies op in.
Dat wat overblijft is voor de werknemer en noem je het nettoloon
Slide 16 - Tekstslide
Kapitaal en kapitaalgoederen
Kapitaal: geld en goederen
Kapitaalgoederen: hulpmiddelen bij productie zoals gebouwen, machines en gereedschappen
Slide 17 - Tekstslide
Daan verdient 2300 euro bruto in de maand. Er wordt 400 euro ingehouden aan loonheffing. Wat verdient Daan netto?
A
2300 euro
B
1800 euro
C
2700 euro
D
1900 euro
Slide 18 - Quizvraag
Een bedrijf dat iets maakt:
Bedrijven in de bosbouw
De bewerkingen van grondstof tot eindproduct
Bedrijven die samen voor de productie van een product zorgen
productieweg
bedrijfskolom
producent
agrarisch bedrijf
Slide 19 - Sleepvraag
Slide 20 - Video
Slide 21 - Video
landbouwsector
Industriesector
Dienstensector
Slide 22 - Tekstslide
Maken
opdr 1 t/m 5
blz 14 en 15
Slide 23 - Tekstslide
Wat leren we vandaag?
Industriële bedrijven
dienstverlenende bedrijven
handwerk
bestelling
Slide 24 - Tekstslide
De 3 beroepssectoren
Sector 1: Landbouw
Sector 2: Industrie
Sector 3: Diensten
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
De 3 beroepssectoren
Sector 3: Diensten - Iets doen voor een ander. (Een dienst verlenen)
Slide 27 - Tekstslide
Herhaling
Agrarische bedrijven
productieweg
bedrijfskolom
toegevoegde waarde
kapitaal -> kapitaalgoederen
productiefactoren
groothandel
Slide 28 - Tekstslide
Vroeger
Industriële bedrijven
- voornamelijk handwerk
- werkte op bestelling
- deed alles zelf --> van grondstof tot eindproduct
Slide 29 - Tekstslide
De 3 beroepssectoren
Sector 1: Landbouw
Sector 2: Industrie
Sector 3: Diensten
Kan 1 sector zonder een ander?
Slide 30 - Tekstslide
De 3 beroepssectoren
Sector 2: Industrie - Het verwerken van één of meerdere grondstoffen uit sector 1 naar een product.
Slide 31 - Tekstslide
De 3 beroepssectoren
Sector 1: Landbouw - Het halen van 'grondstoffen' uit de natuur
Slide 32 - Tekstslide
Van gereedschap tot robot
les 1
Slide 33 - Tekstslide
Verschillende soorten bedrijven
- Agrarische bedrijven ---> bedrijven die grondstoffen direct uit de natuur haalt
- Industriele bedrijven ---> produceren goederen van grondstoffen.
- Dienstverlenende bedrijven ---> bedrijven die een dienst levert