1.1 Wat maken we?

1.1 eco: Wat maken we?
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.1 eco: Wat maken we?

Slide 1 - Tekstslide

timer
1:00
Waar denk je aan bij het woord productie?

Slide 2 - Woordweb

De productieweg
De weg van een grondstof naar een eindproduct noemen we de productieweg.

Soms kan een product zowel een eindproduct als een grondstof zijn. Bijvoorbeeld kaas: Als je een stuk kaas koopt is het een eindproduct maar kaas kan ook als grondstof gebruikt worden voor andere producten. 

 

Slide 3 - Tekstslide

De productieweg van papier

Papier wordt voor 75% gemaakt van oud papier en voor 25% van houtsnippers.

Slide 4 - Tekstslide

Bedrijfskolom
Alle bedrijven die samenwerken aan een product vormen samen een bedrijfskolom.

Elk bedrijf in de bedrijfskolom zorgt voor een bewerking van het product (met andere woorden: ieder bedrijf voegt iets toe of doet iets aan het product om het klaar te maken voor gebruik)

Slide 5 - Tekstslide

Een bedrijf dat iets maakt:
Bedrijven in de bosbouw
De bewerkingen van grondstof tot eindproduct
Bedrijven die samen voor de productie van een product zorgen
productieweg
bedrijfskolom
producent
agrarisch bedrijf

Slide 6 - Sleepvraag

Kapitaal en kapitaalgoederen

kapitaal: geld en goederen

kapitaalgoederen: hulpmiddelen bij productie zoals gebouwen, machines en gereedschappen

Slide 7 - Tekstslide

Productiefactoren
Om te kunnen produceren (dingen maken) heeft een bedrijf drie soorten dingen nodig.

1. Dingen uit de natuur, zoals grondstoffen
2. Kapitaal voor kapitaalgoederen, zoals machines
3. Arbeid, het werk dat mensen doen

Deze drie dingen noemen we de productiefactoren

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Toegevoegde waarde
Bij iedere bewerking krijgt een product meer waarde. Door deze toegevoegde waarde wordt de prijs van het product steeds hoger.

Een aardappelboer verkoopt zijn aardappelen bijvoorbeeld niet direct aan een winkel of klant maar aan een groothandel. Die verkoopt dat het product weer door aan de winkels en levert een dienst. Deze dienst is in dit geval de toegevoegde waarde

Slide 10 - Tekstslide

Kapitaalgoederen zijn:
A
het werk dat mensen doen
B
dingen die je nodig hebt om te produceren zoals natuur en arbeid
C
dingen uit de natuur, zoals grondstoffen
D
hulpmiddelen bij de productie

Slide 11 - Quizvraag

Het meer waard worden van een product door een bewerking noem je:
A
productiefactoren
B
toegevoegde waarde
C
kapitaal
D
kapitaalgoederen

Slide 12 - Quizvraag

Bruto en netto loon
Voor arbeid krijg je loon.
De werkgever betaalt zijn werknemers per uur een brutoloon.

Hier houdt hij loonbelasting en sociale premies op in.
Dat wat overblijft is voor de werknemer en noem je het nettoloon

Slide 13 - Tekstslide