Samenvatting hoofdstuk 3

Samenvatting hoofdstuk 3
Neem je rekenmachine voor je en maak indien nodig aantekeningen. 
geef wel even aan dat je aantekeningen maakt, dan wacht ik even voor ik verder ga. 
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samenvatting hoofdstuk 3
Neem je rekenmachine voor je en maak indien nodig aantekeningen. 
geef wel even aan dat je aantekeningen maakt, dan wacht ik even voor ik verder ga. 

Slide 1 - Tekstslide

Op een voorwerp wordt een kracht uitgeoefend. Je kunt die kracht niet zien, maar je kunt wel zien welk effect die kracht op het voorwerp heeft.
Op welke drie manieren kun je zien dat er een kracht op een voorwerp wordt uitgeoefend?

Slide 2 - Open vraag

Aflezen kracht meter. 
Hiernaast zie je een kracht meter. Wat is de 
maximale kracht die aan de krachtmeter kan 
hangen? 
Vul het antwoord in op de volgende dia. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is maximale kracht die aan de krachtmeter kan hangen?

Slide 4 - Open vraag

Aflezen krachtmeter. 
Hiernaast zie je een krachtmeter. Hoe groot is de
kracht die eraan hangt? 
Vul het antwoord in op de volgende dia. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoe groot is de kracht die eraan hangt?

Slide 6 - Open vraag

Aflezen krachtmeter. 
Hiernaast zie je een krachtmeter. 
Uitleg: Als er niets aanhangt is het rode streepje
helemaal bovenin. Het bovenste streepje is dus 0
De schaalverdeling is in tien stukken verdeeld. 
Elk streepje is dan 0,5 N. 
Het rode streepje staat vanaf nul gerekend
tussen het 4de en 5de streepje, dus is de kracht
tussen de 2 en de 2,5 N. 

Slide 7 - Tekstslide

Aflezen krachtmeter. 
Hiernaast zie je andere kracht meter, kijk of je het nu ook kan. 
Waar staat deze kracht meter op, tip kijk eerst wat de maximale 
waarde is.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe groot is de kracht die eraan hangt?

Slide 9 - Open vraag

Netto kracht
Jennifer verplaatst een kist. Ze trekt met een kracht van 150 N aan de kist. De netto kracht is tijdens de verplaatsing 37,5 N.
Hoe groot is de tegenwerkende kracht?

Slide 10 - Tekstslide

Hoe groot is de tegenwerkende kracht?

Slide 11 - Open vraag

Netto kracht
Jennifer verplaatst een kist. Ze trekt met een kracht van 150 N aan de kist. De netto kracht is tijdens de verplaatsing 37,5 N.
Hoe groot is de tegenwerkende kracht?
Uitleg: Jennifer trekt met een kracht van 150 N
               de kist beweegt met een netto kracht van 37,5 N
               de rest is wrijving, deze werkt tegen. 
                probeer nu wel het goede antwoord uit te rekenen. 
                steek je hand op als je het antwoord hebt. 

Slide 12 - Tekstslide

Hoe groot is de tegenwerkende kracht?

Slide 13 - Open vraag

Netto kracht

Uitleg: Jennifer trekt met een kracht van 150 N
               de kist beweegt met een netto kracht van 37,5 N
               de rest is wrijving, deze werkt tegen. 
                probeer nu wel het goede antwoord uit te rekenen. 
                Het goede antwoord is 150 - 37,5 = 112.5 N

Slide 14 - Tekstslide

Hefboom
Hier zie je een hefboom. 
Bereken de kracht op de metalen plaat wordt uitgeoefend. 
probeer het eerst zelf, 
daarna komt de uitleg. 

Slide 15 - Tekstslide

Hoe groot is de kracht
op de plaat?

Slide 16 - Open vraag

Hefboom
Uitleg:
Bij een hefboom heb je
altijd een moment rechts
van het draaipunt en links van het draaipunt
Rechts is een kracht van 120 N op een afstand van 14 cm 
Links is een onbekende kracht op een afstand van 2 cm.
De formule is Fr x lr = Fl x ll Hierbij is het = teken het draaipunt

Slide 17 - Tekstslide

Hefboom
Uitleg:
De formule is Fr x lr = Fl x ll
Nu ga je invullen. 
120 x 14 = Fl x 2
Lukt het nu wel om hem op de lossen, steek je hand op als je het antwoord hebt. 



Slide 18 - Tekstslide

Hoe groot is de kracht
op de plaat?

Slide 19 - Open vraag

Een boek
 Een boek ligt op een tafel. Op het boek werkt de zwaartekracht.
Welke andere kracht werkt op het boek?
      A normaalkracht
      B spierkracht
      C spankracht
      D veerkracht
 



Slide 20 - Tekstslide

Welke andere kracht werkt op het boek?

Slide 21 - Open vraag

Een boek
   De massa van het boek is 600 g.
Reken de massa om in kilogram

 



Slide 22 - Tekstslide

Reken de massa om in kilogram

Slide 23 - Open vraag

Een boek
Massa = 0,6 kg
 groot is de zwaartekracht op het boek?
noteer ook de formule. 

 



Slide 24 - Tekstslide

Hoe groot is de zwaartekracht op het boek?
noteer ook de formule.

Slide 25 - Open vraag

Een boek
Uitleg. Massa is 0,6 kg.
Formule: Fz = m x10.
Kijk of je nu wel tot het goede antwoord komt. Steek je vinger op als je het hebt uitgerekend. 

 



Slide 26 - Tekstslide

Hoe groot is de zwaartekracht op het boek?
noteer ook de formule.

Slide 27 - Open vraag

Een boek (Fz = 6 N) 
Neem deze tekening over. 
Teken de twee krachten 
die op het boek werken. 
kies zelf de krachtenschaal
Noteer op de volgende
dia de krachtenschaal.
Doe dat als volgt 1 cm ≙ ........ N

Slide 28 - Tekstslide

Welke krachtenschaal kies je? Fz = 6 N.
Doe dat als volgt 1 cm ≙ ........ N
Je mag nu voor het ≙ teken de = gebruiken.

Slide 29 - Open vraag

Een boek (Fz = 6 N) 
Als je kiest voor 1 cm ≙ met 6 N wordt de pijl 6 : 6 = 1 cm lang, 
Dit is niet handig. 
bij 1 cm ≙ 1 N wordt de pijl 6 cm
ook kan 1 cm ≙  2 N dan is hij 3 cm 

Slide 30 - Tekstslide

Een boek (Fz = 6 N) 
We kiezen  even voor 1cm ≙  2 N met een pijl van 3 cm.
Het aangrijpingspunt van de
zwaartekracht ligt in het midden 
van het boek 

Slide 31 - Tekstslide

Een boek (Fz = 6 N) 
We kiezen  even voor 1cm ≙  2 N met een pijl van 3 cm.
Het aangrijpingspunt van de
zwaartekracht ligt in het midden 
van het boek 

Slide 32 - Tekstslide

Een boek (Fz = 6 N) 
We kiezen  even voor 1cm ≙  2 N met een pijl van 3 cm.
Het aangrijpingspunt van de
zwaartekracht ligt in het midden 
van het boek. 
Waarheen wijst de pijl bij 
zwaartekracht? 

Slide 33 - Tekstslide

Een boek (Fz = 6 N) 
We kiezen  even voor 1cm ≙  2 N met een pijl van 3 cm.
Het aangrijpingspunt van de
zwaartekracht ligt in het midden 
van het boek. 
Waarheen wijst de pijl bij 
zwaartekracht? 
naar beneden. 

Slide 34 - Tekstslide

Een boek (Fz = 6 N) 
We kiezen  even voor 1cm ≙  2 N met een pijl van 3 cm.
Het aangrijpingspunt van de
normaalkracht is op de tafel 
in het midden van het boek. 

Slide 35 - Tekstslide

Een boek (Fz = 6 N) 
We kiezen  even voor 1cm ≙  2 N met een pijl van 3 cm.
Het aangrijpingspunt van de
normaalkracht is op de tafel 
in het midden van het boek. 

Slide 36 - Tekstslide

Een boek (Fz = 6 N) 
We kiezen  even voor 1cm ≙  2 N met een pijl van 3 cm.
Waarheen wijst de normaal kracht?

Slide 37 - Tekstslide

Een boek (Fz = 6 N) 
We kiezen  even voor 1cm ≙  2 N met een pijl van 3 cm.
Waarheen wijst de normaal kracht?
naar boven en is even groot als
de zwaarte kracht. 

Slide 38 - Tekstslide

Een boek (Fz = 6 N) 
We kiezen  even voor 1cm ≙  2 N met een pijl van 3 cm.
Waarheen wijst de normaal kracht?
naar boven en is even groot als
de zwaarte kracht. 

Slide 39 - Tekstslide

een kast optillen
Henk wil met behulp van een hefboom een kast van 250 kg een eindje optillen om kunststof doppen onder de poten aan te brengen. De lastarm heeft een lengte van 0,2 m. Henk wil de kast optillen met een kracht van 500 N.
Hoe groot is de zwaarte kracht? 
Vul dit in in de volgend Dia. 
Noteer ook de formule. 

 



Slide 40 - Tekstslide

Een kast heeft een massa van 250 kg.
bereken de zwaartekracht.

Slide 41 - Open vraag

een kast optillen
Henk wil met behulp van een hefboom een kast van 250 kg een eindje optillen om kunststof doppen onder de poten aan te brengen. De lastarm heeft een lengte van 0,2 m. Henk wil de kast optillen met een kracht van 500 N.
Bereken hoeveel meter de werk arm dan moet zijn.       
noteer ook de berekening op de volgende dia. 

 



Slide 42 - Tekstslide

De lastkracht = 2500 N. De lastarm = 0,2 m. De werkkracht = 500 N.
Bereken hoeveel meter de werk arm dan moet zijn.

Slide 43 - Open vraag

Kijk even goed naar het plaatje, is nu wel 
duidelijk wat er gebeurd? 





werkkracht x krachtarm = lastkracht x lastarm 

Slide 44 - Tekstslide

Kijk even goed naar het plaatje, is nu wel 
duidelijk wat er gebeurd? 





werkkracht x krachtarm = lastkracht x lastarm
hierbij is het draaipunt het = teken. 

Slide 45 - Tekstslide

Kijk even goed naar het plaatje, is nu wel 
duidelijk wat er gebeurd? 





werkkracht x krachtarm = lastkracht x lastarm
500 x krachtarm = 2500 x 0,2. 

Slide 46 - Tekstslide




werkkracht x krachtarm = lastkracht x lastarm
500 x krachtarm = 2500 x 0,2. 
Lukt het nu wel om het op te lossen? Steek je vinger op als je het antwoord hebt. 

Slide 47 - Tekstslide

De lastkracht = 2500 N. De lastarm = 0,2 m. De werkkracht = 500 N.
Bereken hoeveel meter de werk arm dan moet zijn.

Slide 48 - Open vraag

Maken de volgende opdrachten.
Hoofdstuk 3 par. 4: 4, 5 en 6.  

Slide 49 - Tekstslide