In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Het feest dat
spelling heet....
Slide 1 - Tekstslide
Kennen & kunnen
Kennen: je weet welke regels je moet toepassen bij tussenletters in samenstellingen.
Kunnen: de regels correct toepassen.
Slide 2 - Tekstslide
Samenstelling
Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling: school + boek = schoolboek.
Slide 3 - Tekstslide
Wanneer komt er een -n-?
Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je -en- tussen de woorden. Boekenbon Paardenstal Tomatensoep
Slide 4 - Tekstslide
Is het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord?
nee?
ja?
schrijf -e
platteland
huilebalk
heeft het eerste deel een mv op -s?
nee?
schrijf -en:
lampenkap
koekenpan
ja?
schrijf -e
gedachtegang
aspergesoep
Slide 5 - Tekstslide
Wanneer geen extra -n? 1/2
Als het eerste deel van de samenstelling geen meervoud heeft. Gerstebier
Als het eerste deel van de samenstelling óók een meervoud op -s heeft. Groentewinkel
Het eerste deel van de samenstelling verwijst naar iets waar er maar één van is. Maneschijn
Slide 6 - Tekstslide
Wanneer geen extra -n? 2/2
Als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is. Armelui
Het eerste deel een bijvoeglijk naamwoord versterkt. Beresterk
Slide 7 - Tekstslide
Wanneer moet je een -s toevoegen?
Als je in een samenstelling een -s- hoort, dan schrijf je die ook.
Soms begint het tweede deel van de samenstelling met een s-klank. Vervang dan het tweede deel door een ander woord dat niet met een s-klank begint. Oorlogsschip - oorlogsbuit Hoofdstraat - hoofddoek