terugblikken
1 / 27
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat doe je als je leent
A
Spullen gebruiken van een winkel en terugbrengen
B
Geld uitgeven van een ander
C
Geld verdienen door renten
D
Geld omzetten naar valuta
Slide 3 - Quizvraag
Wat is lenen met geld
A
Geld gebruiken van een persoon
B
Geld lenen van de bank waarover je rente betaald
C
Geld gebruiken van je ouders
D
Geld gebruiken van de bank
Slide 4 - Quizvraag
Waarom wil iemand lenen?
2 redenen
2 redenen
Slide 5 - Open vraag
Als je aflost dan...
A
Betaal je de telefoon af
B
Betaal je jouw telefoon abonement
C
Betaal je je lening terug
D
Betaal je de overheid belasting
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen spaar rente en leen rente
A
Bij spaar rente krijg je geld bij leen rente ook
B
Bij spaar rente krijg je minder terug dan bij de leen rente
C
De bank verdient meer met leen rente dan met spaar rente
D
De bank verdient met alleen met paar rente
Slide 7 - Quizvraag
Wat versta jij onder een maand termijn
A
Het bedrag wat je moet betalen per maand
B
Het aantal maanden waarin jij je lening betaald
C
Het bedrag dat je totaal terug betaald
D
Het aantal maanden dat je meer betaald
Slide 8 - Quizvraag
Als je meer betaald voor een lening noem je dit:
A
Rente
B
Kosten van de bank
C
Kosten van de lening
D
terugbetaling
Slide 9 - Quizvraag
Wat doe je als je verzekerd
A
Risico veiligstellen
B
Jouw product opnieuw kopen
C
Betalen voor een lening
D
Telefoon veiligstellen
Slide 10 - Quizvraag
Wat kun je het best verzekeren
A
Telefoon
B
laptop
C
televisie
D
apple watch
Slide 11 - Quizvraag
Wat is risico
A
De kans dat je geld verdient
B
De kans dat je schade krijgt
C
De kans dat je voetbalt
D
Het risico dat je een been breekt
Slide 12 - Quizvraag
Wie is de verzekeraar
A
Het bedrijf waarbij je geld leent
B
Het bedrijf waarbij je geld terugbetaald
C
Het bedrijf waarbij je een verzekering neemt
D
Een maatschappij voor leningen
Slide 13 - Quizvraag
Wie is de verzekerde
A
Jij die een verzekering neemt
B
De persoon die schade krijgt
C
De persoon die wordt aangereden
D
De persoon die kijkt naar een ongeluk
Slide 14 - Quizvraag
Als je een overeenkomst krijgt van je verzekering noem je dit
A
Een verzekeringsovereenkomst
B
Polis
C
Een overeenkomst tussen iemand die schade maakt en krijgt
D
Een dossier
Slide 15 - Quizvraag
De voorwaarde die je in je polis tegenkomt noem je
A
Polisvoorwaarden
B
Regels
C
Overeenkomst afspraken
D
Overeenkomst verklaring
Slide 16 - Quizvraag
Welk deel betaal je zelf
A
Het schade bedrag
B
Het verzekerde bedrag
C
Het eigen risico
D
De schade van de ander
Slide 17 - Quizvraag
De betaling van de schade noem je
A
Aflossing
B
schadevergoeding
C
Schadebetaling
D
terugbetaling
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Ik leen €2489,-. Ik moet €2600,- terugbetalen. hoeveel % Rente heb ik moeten betalen?
Slide 20 - Open vraag
Ik leen €1376,-. Ik moet €1450,- terugbetalen. Hoeveel % Rente heb ik moeten betalen?
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Tekstslide
Ik heb een een schade van €758,- euro. Ik moet €130,- eigen risico betalen. hoeveel % vergoed mijn verzekering
Slide 23 - Open vraag
Ik heb een een schade van €489,- euro. Ik moet €57,- eigen risico betalen. hoeveel % vergoed mijn verzekering
Slide 24 - Open vraag
Slide 25 - Tekstslide
Ik leen €1200,-. Ik neem een maandtermijn van 12 maanden, waarbij ik iedere maand €108,85 moet betalen.
Wat is mijn koste van de lening?
Hoeveel % rente is dit?
Wat is mijn koste van de lening?
Hoeveel % rente is dit?
