b1ab 2.2.2 breuken vermenigvuldigen

lesplanning

Nakijken

Ophalen voorkennis (quizvragen)

Uitleg breuken vermenigvuldigen

Opgaven maken

1 / 36

Slide 1: Tekstslide

WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

lesplanning

Nakijken

Ophalen voorkennis (quizvragen)

Uitleg breuken vermenigvuldigen

Opgaven maken

Slide 1 - Tekstslide

kijk na

kijk na: 18 t/m 20 + 22 t/m 24 (blz. 60-62)

klaar? maak opg. 29 t/m 32 (blz. 64)

Slide 2 - Tekstslide

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 7 ​}

Teller

Noemer

Slide 3 - Sleepvraag

gelijknamige breuken hebben

gelijke noemers

gelijke tellers

Slide 4 - Quizvraag

tel de breuken op:

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} + \frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 5 - Quizvraag

tel de breuken op:

1 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} + \frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​}

1 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​}

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 5 ​}

1 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 1 0 ​}

Slide 6 - Quizvraag

tel de breuken op:

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​} + \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 7 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 7 ​}

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen

is totaal anders als optellen/aftrekken

dus GEEN gelijknamig maken

dus GEEN noemer blijft gelijk

WEL antwoorden vereenvoudigen

WEL hele uit de breuk halen bij het antwoord

Slide 9 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen

\frac{​ t e l l e r \cdot t e l l e r ​ ​}{​ n o e m e r \cdot n o e m e r ​}

Slide 10 - Tekstslide

voorbeelden

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 6 ​} =

\frac{​ 1 6 ​ ​}{​ 3 0 ​} \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} =

Slide 11 - Tekstslide

voorbeelden

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 6 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 3 0 ​}

\frac{​ 1 6 ​ ​}{​ 3 0 ​} \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} =

Slide 12 - Tekstslide

voorbeelden

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 6 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 3 0 ​} = \frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 1 6 ​ ​}{​ 3 0 ​} \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} =

Slide 13 - Tekstslide

voorbeelden

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 6 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 3 0 ​} = \frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 1 6 ​ ​}{​ 3 0 ​} \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} = \frac{​ 3 2 ​ ​}{​ 9 0 ​}

Slide 14 - Tekstslide

voorbeelden

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 6 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 3 0 ​} = \frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 1 6 ​ ​}{​ 3 0 ​} \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} = \frac{​ 3 2 ​ ​}{​ 9 0 ​} = \frac{​ 1 6 ​ ​}{​ 4 5 ​}

Slide 15 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen

geheel getal x breuk

Slide 16 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen met helen

3 \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} =

Slide 17 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen met helen

3 \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 3 \cdot 2 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 18 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen met helen

3 \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 3 \cdot 2 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 6 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 19 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen met helen

3 \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 3 \cdot 2 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 6 ​ ​}{​ 5 ​} = 1 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 20 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen met helen

3 \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 3 \cdot 2 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 6 ​ ​}{​ 5 ​} = 1 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​}

3 \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 1 ​} \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 21 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen met helen

3 \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 3 \cdot 2 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 6 ​ ​}{​ 5 ​} = 1 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​}

3 \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 1 ​} \cdot \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 6 ​ ​}{​ 5 ​} = 1 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 22 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen

geheel getal x breuk met helen

Slide 23 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen met helen

3 \cdot 4 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

Slide 24 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen met helen

3 \cdot 4 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} = 12 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 2 ​}

Slide 25 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen met helen

3 \cdot 4 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} = 12 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 2 ​} = 13 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

Slide 26 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen met helen

3 \cdot 4 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} = 12 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 2 ​} = 13 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

3 \cdot 4 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 1 ​} \cdot \frac{​ 9 ​ ​}{​ 2 ​} =

Slide 27 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen met helen

3 \cdot 4 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} = 12 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 2 ​} = 13 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

3 \cdot 4 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 1 ​} \cdot \frac{​ 9 ​ ​}{​ 2 ​} = \frac{​ 2 7 ​ ​}{​ 2 ​}

Slide 28 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen met helen

3 \cdot 4 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} = 12 \frac{​ 3 ​ ​}{​ 2 ​} = 13 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

3 \cdot 4 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 1 ​} \cdot \frac{​ 9 ​ ​}{​ 2 ​} = \frac{​ 2 7 ​ ​}{​ 2 ​} = 13 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

Slide 29 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen

breuk met helen x breuk met helen

Slide 30 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen met helen

3 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot 4 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

Slide 31 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen met helen

3 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot 4 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} = \frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 9 ​ ​}{​ 2 ​} = \frac{​ 9 0 ​ ​}{​ 6 ​}

Slide 32 - Tekstslide

breuken vermenigvuldigen met helen

3 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot 4 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} = \frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 9 ​ ​}{​ 2 ​} = \frac{​ 9 0 ​ ​}{​ 6 ​} = 15

Slide 33 - Tekstslide

werkschema voor breuken vermenigvuldigen

1. schrijf helen in de breuk

2. teller x teller en noemer x noemer

3. vereenvoudig en haal helen uit de breuk

Slide 34 - Tekstslide

optellen vs. vermenigvuldigen

optellen en aftrekken

1. zijn ze gelijknamig? nee, dan gelijknamig maken

2. tel hele bij elkaar op. tel tellers bij elkaar op. noemer blijft gelijk.

3. vereenvoudig je antwoord. haal helen uit de breuk

vermenigvuldigen

1. schrijf helen in de breuk

2. teller x teller en noemer x noemer

3. vereenvoudig en haal helen uit de breuk

3 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot 4 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} = \frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 9 ​ ​}{​ 2 ​} = \frac{​ 9 0 ​ ​}{​ 6 ​} = 15

2 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​} + 1 \frac{​ 4 ​ ​}{​ 5 ​} = 2 \frac{​ 5 ​ ​}{​ 1 5 ​} + 1 \frac{​ 1 2 ​ ​}{​ 1 5 ​} = 4 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 1 5 ​}

Slide 35 - Tekstslide

opgaven maken

maak opg. 29 t/m 32 (blz. 64)

klaar? maak opg. 25, 26 + 33 t/m 37 (blz. 63-65)

Slide 36 - Tekstslide

b1ab 2.2.2 breuken vermenigvuldigen

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Meer lessen zoals deze

7.5 Breuken vermenigvuldigen

b1a 2.2.1 Breuken Vereenvoudigen en Optellen

b1b 2.2.1 Breuken Vereenvoudigen en Optellen

Breuken +-*/

Breuken +-*/ met uitwerkingen

3.3 Negatieve breuken

3.3 Negatieve breuken

3.3 Negatieve breuken