Week 8 De wereld en ik H1B

Startklaar 1
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldcampusMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Startklaar 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Telefoon
  • De leerlingen hebben hun telefoon thuis, in de kluis of in het Zakkie
  • Wanneer de leerling toch de telefoon erbij pakt, volgt een eerste waarschuwing
  • De leerling wordt in de gelegenheid gesteld zich te corrigeren en zijn/haar telefoon alsnog in het Zakkie te doen. 
  • Wanneer een leerling geen Zakkie bij zich heeft, dan dient de leerling deze thuis op te halen of een nieuwe te kopen bij de balie (5 euro). 
  • Wanneer een leerling weigert volgt de procedure van “eruit gestuurd”.  
Startklaar 2

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De wereld en ik
Les 8

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning

- Lesplanning
- Eindopdracht (25 min)
- Terugblik (5 min)
- Lesdoelen (5 min)
- Uitleg (15 min) 
- Aan de slag (10 min)
- Afsluiting (5 min)

Slide 4 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Uitleg eindopdracht Wereld en ik! 
Eindopdracht: bronnenonderzoek ('bronnenwerkstuk'): verschillende informatiebronnen combineren.

Stappen:
1. Kiezen onderwerp. 
2. Schrijven hoofd- en deelvraag. 
3. Zoeken naar betrouwbare bronnen. 
4. Onderzoek schrijven.  

Slide 5 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Stap 1: onderwerp kiezen (brugklas)
Klas 1: je mag kiezen uit drie onderwerpen/hoofdvragen:

1. Welke overeenkomsten en verschillen zijn er tussen de normen en waarden in het christendom, islam en boeddhisme?

2. Waarom zorgt het hebben van vooroordelen zowel voor voordelen als grote nadelen?

3. Waarom is de viering van Keti Koti zo belangrijk voor Nederlanders met een Surinaamse migratieachtergrond?

Slide 6 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Stap 2: formuleren hoofd- en deelvragen
Een goede hoofdvraag:
- Is een vraag. 
- Bevat een onderwerp en wat je daar van wilt weten. 
- Begint met 'hoe', 'waarom' of 'welke'? (Kun je niet beantwoorden met ja of nee).
- Is niet te groot én niet te klein. 

Deelvragen = de kleinere vragen die je moet beantwoorden om antwoord te krijgen op je hoofdvraag.

Iedere deelvraag wordt een hoofdstuk in je onderzoek. 

Slide 7 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Stap 2: formuleren hoofd- en deelvragen
Voorbeeld hoofd- en deelvragen:

Hoofdvraag: 'Waarom heeft de PVV de afgelopen jaren steeds meer stemmen gekregen?'

Deelvragen:
- Op wie hebben Nederlanders gestemd de afgelopen verkiezingen? 
- Wat zijn de politieke standpunten van de PVV?
- Welke redenen hadden Nederlanders om op de PVV te stemmen?

Slide 8 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Wat is er niet goed aan deze hoofdvraag? 'Is de PVV voor of tegen meer zonnepanelen?'

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er niet goed aan deze hoofdvraag? 'De politieke verschillen tussen Nederlanders en Belgen.'

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er niet goed aan deze hoofdvraag? 'Waarom verhuizen mensen in de wereld?'

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3: zoeken naar betrouwbare bronnen
Opdracht: zoek naar betrouwbare bronnen voor je onderzoek. 
- Belangrijk: jouw bronnen moeten jou helpen antwoord te geven op je hoofd- en deelvragen.
- Bij twijfel: raadpleeg je docent!

Huiswerk voor de volgende les: kies één van de drie onderwerpen + zoek minimaal twee betrouwbare artikelen of andere bronnen voor jouw bronnenonderzoek.  

Slide 12 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Voorbeelden van betrouwbare bronnen?
Een lijst van voorbeelden van betrouwbare bronnen (offline/online):
- https://npokennis.nl/ 
- https://schooltv.nl/
- https://www.canonvannederland.nl/
- https://jeugdjournaal.nl/
- https://nos.nl
- https://hetklokhuis.nl
- Kwaliteitskranten als: Volkskrant, NRC, Trouw, Parool, enz.
- Informatieve boeken (non-fictie), bijv. uit een bibliotheek.
- Jouw roman van Nederlands. 
Betrouwbare bronnen: gebaseerd op feiten, informeren.
Betrouwbaarheid = kun je de info geloven, klopt het?

Slide 13 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Huiswerk 
SCHRIJF OP!

- Maak je de eindopdracht met een klasgenoot of zelf? 
- Kies samen of zelf één van de drie onderwerpen 
- De hoofdvraag staat er al. Bedenk samen of zelf minimaal drie deelvragen
- Zoek samen of zelf minimaal twee betrouwbare artikelen of andere bronnen

Uiterlijk 18 februari via Teams/SOM aan mij laten weten namen + onderwerp + deelvragen. En alles meenemen naar de volgende les!

Slide 14 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Terugblik:
Expertopdracht Feestdagen

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

 Stereotypen en vooroordelen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Lesdoelen
Aan het einde van de les:

  • Weten jullie wat stereotypen en vooroordelen zijn

  • Kunnen jullie veel voorkomende stereotypen en vooroordelen benoemen
  • Weten jullie wat stap 1, 2 en 3 van de eindopdracht is.

Slide 17 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Erg of niet erg?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Erg of niet erg?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Erg of niet erg?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Erg of niet erg?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is discriminatie?
A
Een oordeel op basis van je gevoel
B
Een oneerlijke behandeling van een persoon of groep
C
Een voorbarig gevoel
D
Een foute eerste indruk

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem drie vormen
van discriminatie.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het hier om een vooroordeel, om stereotype of discriminatie? Sleep de beschrijving naar het juiste vakje!
Vooroordeel
Stereotype
Discriminatie
Wanneer mensen in dezelfde situatie anders worden behandeld.  
Een oordeel hebben over iemand zonder dat je de feiten of die persoon kent.
Een beeld dat vaak niet waar is en gebruikt
wordt voor een hele groep mensen. 

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het een vooroordeel of discriminatie?
Vooroordeel
Discriminatie
De uitsmijter van een club laat jongens met een kleurtje niet binnen.
Alle meisjes met een hoofddoek worden onderdrukt door hun vader en broers.
Een werkgever nodigt sollicitanten met een Arabische achternaam niet uit.
Vrouwen kunnen niet autorijden.

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een stereotype?
A
Een beeld van een groep mensen
B
Een gerecht
C
Een beeld van een groep mensen wat niet hetzelfde is als hoe het echt is
D
Een beeld van een groep mensen die hetzelfde is als hoe het echt is

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een vooroordeel?
A
Een gedachte
B
Een gedachte die automatisch is.
C
Een automatische gedachte
D
Een automatische gedachte die je krijgt over mensen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord is een stereotype
A
Veel Nederlanders lusten kaas
B
In Spanje spreken ze Spaans
C
Alle Amerikanen eten hamburgers
D
In België praten de mensen Nederlands, maar wel een beetje anders

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk antwoord lees je een vooroordeel?
A
Blonde vrouwen zijn niet slim
B
Mensen uit Suriname komen vaak te laat
C
Mannen houden niet van knutselen
D
Vrouwen houden niet van voetbal

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stereotype

Een vaststaand beeld of vooroordeel dat vaak niet helemaal waar is en gebruikt
wordt om een hele groep mensen te beschrijven. 
Vooroordeel

Een oordeel vellen over iemand zonder hem goed te kennen, vaak gebaseerd op
stereotypes of overtuigingen zonder bewijs.


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan
Waarom ontstaan stereotypes?

Door ervaringen of de media




Slide 32 - Tekstslide

Voorbeeld uitleg: Stereotypes ontstaan ook door communicatie tussen mensen. "Gelovigen doen allen maar saaie dingen en kijken geen tv." "Mensen uit Amerika eten te veel." 
Ontstaan

Wat hebben Christenen of moslims 
hiermee te maken?

Het betekent niet dat Moslims altijd 
gewelddadig zijn




Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan
Beter..

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Proppenspel
» Schrijf op het blaadje dat je van de docent krijgt 
   1 stereotype of vooroordeel

» Als je het netjes hebt opgeschreven, dan maak je van je papier een prop. 
» Leg de prop op de hoek van je tafel.
» Wacht tot de docent vertelt wat je moet doen.
timer
0:20
timer
4:00

Slide 35 - Tekstslide

Laat de leerlingen 1 stereotype opschrijven en 1 vooroordeel. Als ze daar mee klaar zijn, dan maken ze er een prop van. Als iedereen een prop heeft, geef de leerlingen dan 20 seconden de tijd om de proppen naar elkaar toe te gooien. Wanneer de tijd is verstreken, dan gaat iedereen weer zitten. Laat de leerlingen vervolgens 1 voor 1 een propje pakken en het hardop voorlezen. 

  • Jongens spelen altijd met auto’s en meisjes met poppen.
  • Oudere mensen snappen niets van computers.
  • Alle Fransen dragen een baret en eten de hele tijd stokbrood.
  • Mensen met een bril zijn slim.
  • Mannen zijn beter in wiskunde en techniek.
  • Moslims zijn niet tolerant naar andere religies. 
  • Vrouwen zijn minder ambitieus dan mannen. 

Deze voorbeelden laten zien hoe snel mensen soms een idee hebben over iemand, zonder echt te weten of het klopt.

Voorbeelden van stereotypen:

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Afsluiting
Aan het einde van de les:

  • Weten jullie wat stereotypen en vooroordelen zijn

  • Kunnen jullie veel voorkomende stereotypen en vooroordelen benoemen
  • Weten jullie wat stap 1, 2 en 3 van de eindopdracht is.  Succes met het huiswerk voor de Eindopdracht!!

Slide 37 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Slide 38 - Link

Deze slide heeft geen instructies