In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Bij formeel taalgebruik...
A
Spreek je de ander aan met u
B
Gebruik je smiley's in de tekst
C
Zeg je Hoi
Slide 8 - Quizvraag
Informeel
Formeel
Idioot dat ze dat doen!
belachelijk
In eerste instantie was ons idee om u om hulp te vragen.
Heb je gehoord hoe het zit?
Nou, ik dacht het niet.
Vriendelijk bedankt.
Slide 9 - Sleepvraag
Wat is een correcte aanhef voor de mail?
A
Hoi meneer/mevrouw,
B
Beste meneer/ mevrouw,
C
Geachte meneer/ mevrouw,
D
Ha meneer/ mevrouw,
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van formeel taalgebruik?
A
Jo! gast fijn je weer te zien!
B
He Henk, ga je naar de winkel?
C
Bedankt voor uw mail.
D
Groetjes..
Slide 11 - Quizvraag
Wanneer gebruik je formeel taalgebruik?
Slide 12 - Open vraag
Een zakelijke email
Slide 13 - Tekstslide
Zakelijke mail
Slide 14 - Woordweb
Zakelijke email schrijven
Voor berichten aan mensen die je niet (goed) kent, zoals een stagebegeleider, een collega of een klant, gebruik je een zakelijke e-mail. Gebruik in deze e-mails formele taal
Slide 15 - Tekstslide
Wat is een correcte slotgroet voor een zakelijke mail?
A
groetjes...
B
Met vriendelijke groet,
C
Doei...
D
Groeten,
Slide 16 - Quizvraag
Voordat je gaat schrijven ga je:
De opdracht doorlezen!
Bedenken wat zet je waar in je brief.
Denken aan de opbouw
Denken aan de witregels
Denken aan de regels van een formele brief.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Voorbeeldzinnen per alinea
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Een mening:
Wat iemand ergens van vindt.
Het is niet controleerbaar. Je kunt het eens of oneens zijn.
Mening
Slide 22 - Tekstslide
Een argument:
Reden: waarom je iets vindt.
Als je een mening hebt over iets, dan moet je altijd één of meerdere argumenten noemen om overtuigend te zijn:
Ik vind de lockdown te streng, want ...
Ik vind dat kort haar mij niet staat, omdat ...
Argument
Slide 23 - Tekstslide
Een feit:
Uitspraak over iets wat waar of onwaar is.
Het is controleerbaar. Je kunt altijd controleren of een feitenuitspraak waar of niet waar is.
Feit
Slide 24 - Tekstslide
Staat hier een feit, mening of argument?
Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 25 - Quizvraag
Staat hier een feit, mening of argument?
Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 26 - Quizvraag
Staat hier een feit, mening of argument?
Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 27 - Quizvraag
Staat hier een feit, mening of argument?
Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 28 - Quizvraag
Staat hier een feit, mening of argument?
Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 29 - Quizvraag
Feit of mening?
Sleep de woorden naar de juiste plaats.
Mening
Feit
Sporten is gezond.
Lionel Messi is de fanatiekste voetballer van de wereld.
Het aantal calorieën in een Snickers is 487,8.
Ik vind turnen een gave sport.
Curio Sport College heeft alleen maar topstudenten.