Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden

We oefenen met:
Lidwoorden
Zelfstandige naamwoorden
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

We oefenen met:
Lidwoorden
Zelfstandige naamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lidwoorden
De
Het
Een

Slide 2 - Tekstslide

De kast heeft twee deurtjes.
A
De
B
kast
C
heeft
D
twee

Slide 3 - Quizvraag

Juf loopt op het plein.
A
Juf
B
loopt
C
op
D
het

Slide 4 - Quizvraag

Ik maak een opdracht voor rekenen.
A
Ik
B
maak
C
een
D
opdracht

Slide 5 - Quizvraag

Zelfstandige naamwoorden
Lidwoord ervoor --> de kast
Klein --> het kastje
Meer --> kasten

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden

Slide 7 - Woordweb

De kat loopt erg snel.
A
De
B
kat
C
loopt
D
snel

Slide 8 - Quizvraag

Mijn huis is erg mooi.
A
Mijn
B
is
C
erg
D
huis

Slide 9 - Quizvraag

Hij stelt een vraag.
A
Hij
B
stelt
C
een
D
vraag

Slide 10 - Quizvraag

De kinderen zijn toppers.
A
De
B
kinderen
C
zijn
D
toppers

Slide 11 - Quizvraag

Zelfstandige naamwoorden

Slide 12 - Woordweb

Wat moeilijker:
Tijd
dingen die je niet kunt vasthouden

Slide 13 - Tekstslide

In de ochtend lees ik een boek

Vriendschap is heel belangrijk!

Slide 14 - Tekstslide