3V H4 Woordenschat + herhaling overige begrippen

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Zorg dat je startklaar bent
Huiswerk open op tafel. Leesboek, pen, en aantekeningenschrift. Chromebook dicht op tafel.

 
Oortjes in je tas.  



Welkom bij 
Nederlands

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerkcontrole
H4 Grammatica zinsdelen opdracht 1, 2 en 4

Slide 3 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik weet wat inversie is, controleren op juistheid en onjuiste inversie controleren.
  • Ik herhaal de begrippen over figuurlijk taalgebruik: metafoor, (asyndetische of homerische) vergelijking, synesthesie, personificatie en metoniemen.
  • Ik weet wat pleonasme is en kan deze herkennen. 
  • Ik weet wat tautologie is en kan deze herkennen. 
  • Ik weet wat contaminatie is en kan deze herkennen. 

Slide 5 - Tekstslide

Finale - Koen - 25 januari vanaf 14:00 uur

Slide 6 - Tekstslide

(Onjuiste) inversie herkennen en verbeteren

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de meest gangbare volgorde van zinsdelen?
A
PO
B
APO
C
OPA
D
POA

Slide 8 - Quizvraag

Inversie: ow staat achter pv
  • Meest gangbare zinsopbouw = onderwerp, persoonsvorm en ander zinsdeel (OPA)
    Iedereen (ow) / verlangt (pv) / naar de vakantie.

  • Als in een zin het onderwerp achter de persoonsvorm staat, heet dat inversie. Op de eerste plaats van de zin staat dan de persoonsvorm (PO) of een ander zinsdeel (APO)
    Naar de vakantie / verlangt (pv) / iedereen (ow).

Slide 9 - Tekstslide

De finale van Wie is de mol ga ik zeker kijken.
A
Geen inversie
B
Inversie

Slide 10 - Quizvraag

Inversie
  • Bij vraagzinnen. 
  • Zinnen die beginnen met ander zinsdeel (A): APO.
  • Zinnen die beginnen met een bijzin. 



Onjuiste inversie: inversie bij hz+hz
  • Komt soms voor bij nevenschikkende zinnen. 
  • Nevenschikkend = twee hoofdzinnen naast elkaar. 
  • Hoofdzin+hoofdzin herken je aan de voegwoorden: en, maar, dus, of, want. 

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan inversie
  1. Kijk of je te maken hebt met hoofdzin+hoofdzin (nevenschikkend) of hoofdzin+bijzin (onderschikkend)
  2. Hoofdzinnen hebben altijd de volgorde onderwerp-persoonsvorm.  Controleer of dit klopt, indien je te maken hebt met twee hoofdzinnen. 
  3. Verbeter de zin indien nodig: draai persoonsvorm-onderwerp om. 

Slide 12 - Tekstslide

Uw bestelling is vandaag verzonden en kunt u via de track-and-tracecode uw pakket volgen.
A
Inversie
B
Onjuiste inversie

Slide 13 - Quizvraag

Verbeter de foutieve inversie (neem de hele zin over):
Het regende de hele middag en hebben we dus niks kunnen doen.

Slide 14 - Open vraag

Vergelijkingen onderscheiden
  • Je krijgt een kaartje met een zin of een begrip.
  • Zoek elkaar op. 
  • Ga als groep bij elkaar staan. 
  • Mensen zonder kaarten mogen worden gevraagd om te helpen. 
  • Eén persoon krijgt de taak om langs de groepen te lopen en te corrigeren. Ook diegene mag hulp vragen. 

Slide 15 - Tekstslide

Welke stijlfiguren heb je dit en vorig jaar geleerd?

Slide 16 - Woordweb

Overzicht stijlfiguren
  • Metafoor
  • Personificatie
  • Metoniem
  • Vergelijking
  • Asyndetische vergelijking
  • Homerische vergelijking
  • Synesthesie 

Slide 17 - Tekstslide

Overzicht stijlfiguren klas 2
  • Metafoor: object ontbreekt, er is een overeenkomst tussen object en beeld. 
  • Personificatie: levenloos ding krijgt menselijke eigenschappen. 
  • Vergelijking: object en beeld staan naast elkaar en worden met elkaar vergeleken, er is een overeenkomst tussen object en beeld. 
  • Metoniem: object en beeld worden met elkaar vergeleken, zonder dat ze een overeenkomst hebben. Acht soorten: materiaal, voorwerp, maker, pars pro toto, totum pro parte, plaats/ruimte, eigenschap, aardrijkskundige naam. 

Slide 18 - Tekstslide

Verbinden zin - begrip
  • Je krijgt een kaartje met een zin of een begrip.
  • Zoek de juiste zin bij een passend begrip. 
  • Ga als groep van hetzelfde begrip bij elkaar staan. 
  • Eén persoon krijgt de taak om langs de groepen te lopen en te corrigeren.  

Slide 19 - Tekstslide

H4 Woordenschat
Stijlfouten
pleonasme
tautologie
contaminatie

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Stijlfiguur of stijlfout?

Stijlfiguur: versterkt het effect - is correct.

Stijlfout: onnodige herhaling - is incorrect.

Slide 23 - Tekstslide

Tautologie
Twee dezelfde woordsoorten samen gebruikt die ongeveer hetzelfde betekenen.
Je kan er 1 weglaten en dan is de zin correct.


Voor altijd en eeuwig (stijlfiguur)
Misschien wellicht komen ze erachter (stijlfout)

Pleonasme
Twee verschillende woordsoorten overlappen elkaar, ze zijn niet beide nodig --> kenmerk van begrip, zit al in het woord besloten. 



De rode tomaat (stijlfiguur)
De bal is omlaag gevallen (stijlfout)

Slide 24 - Tekstslide

Stijlfiguur of stijlfout - pleonasme
Een pleonasme kan een versterking zijn van een beeld dat je wilt schetsen.  'Groen gras', of 'witte sneeuw' bijvoorbeeld.
Dat zijn niet per se fouten. 
Iets 'opnieuw herhalen' of 'naar beneden laten vallen' is wel fout. Hier wordt onnodig de nadruk gelegd op een eigenschap van iets wat je noemt.

Slide 25 - Tekstslide

Stijlfiguur of stijlfout - tautologie
Ook een tautologie kan een versterking zijn.  Er bestaan veel uitdrukkingen die tautologieën zijn. Denk aan: 'gratis en voor niets', 'zeker en vast' of 'list en bedrog'. Deze zijn geaccepteerd als stijlfiguur en zijn dus correct. 
Voorbeelden van overbodige herhaling zijn: Ik heb dat 'nooit niet' gewild, die boeken zijn 'identiek hetzelfde' of: 'want ik wil immers' nooit slapen.  

Slide 26 - Tekstslide

De koers van bitcoin is naar beneden gekelderd in de afgelopen week.
A
pleonasme + stijlfout
B
tautologie + stijlfout
C
pleonasme + stijlfiguur
D
tautologie + stijlfiguur

Slide 27 - Quizvraag

Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.
A
pleonasme + stijlfiguur
B
tautologie + stijlfout
C
pleonasme + stijlfout
D
tautologie + stijlfiguur

Slide 28 - Quizvraag

Lees dat eens hardop voor!
A
pleonasme + stijlfout
B
tautologie + stijlfiguur
C
pleonasme + stijlfiguur
D
tautologie + stijlfout

Slide 29 - Quizvraag

Ze zijn identiek gelijk aan elkaar.
A
pleonasme + stijlfout
B
tautologie + stijlfout
C
pleonasme + stijlfiguur
D
tautologie + stijlfiguur

Slide 30 - Quizvraag

Contaminatie
Twee uitdrukkingen of (spreek)woorden worden samengevoegd tot één nieuwe uitdrukking of woord.
(Engels) to contaminate = besmetten

Soms heel moeilijk te zien, want 'normaal', bijvoorbeeld het woord overnieuw is officieel iets opnieuw doen of iets over doen. 

Slide 31 - Tekstslide

optelefoneren
opbellen
telefoneren

Slide 32 - Tekstslide

Hij maakt onderdeel uit van onze vriendengroep.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Contaminatie

Slide 33 - Quizvraag

Vaak en dikwijls gebeurt het.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie

Slide 34 - Quizvraag

Wees een beetje spaarzaam! Je moet een appeltje achter de hand houden.
A
Contaminatie
B
Pleonasme
C
Tautologie

Slide 35 - Quizvraag

Aan de slag ....
H4 Formuleren opdracht 1, 2, 3

H4 Woordenschat opdracht 1, 3, 4, 6

Slide 36 - Tekstslide

Spraakverwarring
  • Vorm tweetallen en speel tegen een ander tweetal.
  • Bepaal welk team begint met voorlezen door te draaien aan het rad. Team met het laagste getal begint met voorlezen. 
  • Spelregels staan hiernaast. 
  • Spelend team draait aan het rad. 
  • Tweetal met de meeste kaarten wint. 



Team 1 leest voor 
Team 2 geeft antwoord 

  1. Verbeter het spreekwoord.
  2. Maak het spreekwoord af. 
  3. Meerkeuzevraag
  • Je krijgt twee woorden, vorm daarmee een bestaand spreekwoord.
  • Je mag nog een keer draaien. 
  • Je mag een beurt overslaan, het andere team is aan de beurt.

Antwoord goed = spelend tweetal mag het kaartje hebben en nogmaals draaien. 

Antwoord fout = kaartje is voor de tegenstander. Team dat foute antwoord geeft mag voorlezen. 

Slide 37 - Tekstslide

Puzzelen met stijlfouten
Vorm een tweetal

Maak opdracht 1 van de puzzel

Klaar? Kom opdracht 2 halen bij de docent. 

Puzzel opgelost? Druk z.s.m. op de bel. 

Slide 38 - Tekstslide