Spelling 1.8/2.8

Spelling 1.8/2.8
Zinnen hebben leestekens.
We kennen " : , ? !

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Spelling 1.8/2.8
Zinnen hebben leestekens.
We kennen " : , ? !

Slide 1 - Tekstslide

Leestekens
: voor opsommingen en citaten.
" " voor citaten of dat je iets op een andere manier moet lezen.
de komma , tussen twee gezegdes in een samengestelde zin.
bij een opsomming
tussen twee bijvoeglijke naamwoorden
bij woorden als toch, ja, oké
bij voegwoorden midden in de zin. (Zodat, en, daarom) etc.

Slide 2 - Tekstslide

Waar staat de komma op de juiste plek?
A
Je was aan het kletsen, toch?
B
Je was, aan het kletsen toch?
C
Je, was aan het kletsen toch?
D
Je was aan, het kletsen.

Slide 3 - Quizvraag

Waar moeten de komma's in deze zin?
Ik heb morgen vier proefwerken: Biologie Duits Engels en Nederlands
A
Biologie, Duits, Engels en Nederlands
B
Biologie, Duits, Engels, en Nederlands
C
Biologie, Duits Engels en Nederlands
D
Biologie, Duits, Engels en, Nederlands

Slide 4 - Quizvraag

Meervoud ZNW
Verschillende vormen:
-en 
muis -> muizen
been -> benen
mes -> messen

Slide 5 - Tekstslide

We hebben de auto afgedekt met een zeil zodat hij niet nat wordt.
(Waar moet een komma?)
A
geen komma
B
voor zodat
C
na zodat

Slide 6 - Quizvraag

Meervoud 's -s
Als de uitspraak van het woord hetzelfde blijft komt de -s achter het woord. 
tafel -> tafels
Verandert de uitspraak? 's 
foto -> foto's 

LET OP bij -y altijd 's (baby's)

Slide 7 - Tekstslide

Meervoud op -ën -iën -ieën
Deze woorden zijn lastig dit zijn een aantal voorbeelden:

slee -> sleeën. = slee + ën
melodie -> melodieën = melodie + ën
bacterie -> bacteriën. 
Wat is nu het verschil?

Slide 8 - Tekstslide

Klemtoon
klemtoon op -ie = -ieën
klemtoon niet op de -ie = iën.

melodieën
bacteriën.

Slide 9 - Tekstslide

s of 's?
Een baby twee baby_?
A
babys
B
babies
C
baby's

Slide 10 - Quizvraag

-s of 's?
een tafel, drie tafel_?
A
tafels
B
tafel's

Slide 11 - Quizvraag

meervoud van mes
A
messen
B
mesen
C
mezzen

Slide 12 - Quizvraag

hoe schrijf je slee in met meervoud?
A
slees
B
slee's
C
sleeën
D
sleën

Slide 13 - Quizvraag

Hoe schrijf je bacterie in het meervoud?
A
bacteries
B
bacteriën
C
bacterieën

Slide 14 - Quizvraag

het meervoud van melodie
A
melodies
B
melodiën
C
melodieën

Slide 15 - Quizvraag

het meervoud van presentatie
A
presentaties
B
presentatiën
C
presentatieën

Slide 16 - Quizvraag

het meervoud van kolonie
A
kolonies
B
koloniën
C
kolonieën

Slide 17 - Quizvraag

Lastig of niet?
Dit is best lastig
Ga eens oefenen in je werkboek en denk aan de klemtoon in bepaalde woorden. Als het helemaal niet lukt gebruik dan je ipad om de meervoudsvormen op te zoeken.
Doe opdracht 9 en 10 op blz. 166, 167

Slide 18 - Tekstslide