Ieder bedrijf brengt BTW in rekening. Dit moet worden afgedragen aan de belastingdienst. Bedrijven betalen ook BTW, maar deze kunnen zij terug vorderen van de belastingdienst.
Tarieven: 21%, 9% en 0%
Slide 3 - Tekstslide
Omzetbelasting (OB)
Het bedrijf moet het verschil tussen de ontvangen BTW en de betaalde BTW afdragen aan de belastingdienst.
Dus:
Controle :
Het bedrijf heeft aan waarde toegevoegd:
€ 300 – € 100 = € 200
Het bedrijf draagt af aan BTW: 21% x € 200 = € 42
Te betalen BTW (ontvangen verkoop)
€ 63
Te vorderen BTW (betaald bij inkoop)
€ 21 -
Afdragen aan fiscus
€ 42
Slide 4 - Tekstslide
TIP
Let goed op bij berekeningen of de prijs inclusief of exclusief de omzetbelasting (BTW) is gegeven!
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeeld II
Voorbeeld 2: CD kost € 21,78 incl. 21% ob.
Bereken de verkoopprijs excl. ob.
Vp excl. ob 100%
Ob + 21% +
Vp incl. ob 121% = € 21,78
Vp excl ob = 100/121 x € 21,78 = € 18
Slide 6 - Tekstslide
26.1 Begrote en werkelijke winst
Leerdoelen:
- Je kunt het bedrag van omzetbelasting berekenen
- Je kunt de inkoopprijs en verkoopprijs inclusief en exclusief omzetbelasting uitrekenen
Opgaven 26.1 t/m 26.4
Slide 7 - Tekstslide
26.2 Verkoopprijs
Leerdoelen:
- Je kunt de verkoopprijs berekent met een winstopslag
Slide 8 - Tekstslide
Verkoopprijs
Een stoel kost inkoop € 40, de ondernemer rekent een winstopslag van 150% van de inkoopprijs. Bereken de verkoopprijs inclusief 21% BTW van de stoel
Inkoopprijs 100 %
Winstopslag + 150% +
Verkoopprijs ex BTW 250% ----> vervolgens 100%
BTW 21% +
Verkoopprijs incl BTW 121%
De verkoopprijs ook wel consumentenprijs genoemd is de prijs die je in de winkel betaalt zonder BTW
Een stoel kost inkoop € 40, de ondernemer rekent een winstopslag van 50% van de verkoopprijs. Bereken de verkoopprijs van de stoel
Inkoopprijs = 50%
Winstopslag + 50 % +
Verkoopprijs ex BTW 100% ----> vervolgens 100%
BTW 21% + 21% +
Verkoopprijs incl BTW 121%
De verkoopprijs ook wel consumentenprijs genoemd is de prijs die je in de winkel betaalt zonder BTW
De verkoopprijs is hierbij 100%. De winstopslag is 50% van de verkoopprijs wat betekent dat de inkoopprijs eveneens 50% van de verkoopprijs is.
De inkoopprijs is gegeven en bedraagt € 40.
De verkoopprijs = € 40 + € 40 = € 80
Slide 10 - Tekstslide
Verkoopprijs
Een stoel kost inkoop € 40, de ondernemer rekent een winstopslag van 50% van de verkoopprijs. Bereken de verkoopprijs van de stoel
Inkoopprijs € 40 = 50%
Winstopslag + € 40 50 % +
Verkoopprijs ex BTW € 80 100% ----> vervolgens 100%
BTW 21% + 16,80 21% +
Verkoopprijs incl BTW 96,80 121%
De verkoopprijs ook wel consumentenprijs genoemd is de prijs die je in de winkel betaalt zonder BTW
De verkoopprijs is hierbij 100%. De winstopslag is 50% van de verkoopprijs wat betekent dat de inkoopprijs eveneens 50% van de verkoopprijs is.
De inkoopprijs is gegeven en bedraagt € 40.
De verkoopprijs = € 40 + € 40 = € 80
Slide 11 - Tekstslide
Brutowinstmarge
De brutowinstmarge is de brutowinst uitgedrukt als percentage van de inkoopprijs
Omzet Inkoopwaarde van de omzet - Brutowinst
Brutowinstmarge =
inkoopprijsbrutowinst
Slide 12 - Tekstslide
Brutowinstmarge voorbeeld
De inkoopprijs van een laptop is € 900. De verkoopprijs is € 1.500.
Bereken de brutowinstmarge in euro's
Bereken de brutowinstmarge in procenten van de inkoopprijs
600 : 900 x 100% = 66,7%
1500 - 900 = 600
Slide 13 - Tekstslide
De inkoopprijs van een telefoon van het merk Samsung is € 400. De verkoopprijs van de telefoon is € 900. Bereken de brutowinstmarge in euro's.
Slide 14 - Open vraag
De inkoopprijs van een telefoon van het merk Samsung is € 400. De verkoopprijs van de telefoon is € 900. Bereken de brutowinstmarge in procenten van de inkoopprijs
Slide 15 - Open vraag
De inkoopprijs van een Gucci-riem is € 150. De brutowinstmarge is 120%. Bereken de verkoopprijs.
Slide 16 - Open vraag
Rekenen met BTW
Een spijkerbroek kost € 129,95 incl. 21% btw
Bereken het btw-bedrag
Bereken de consumentenprijs exclusief btw
129,95/ 121 x 21 = 22,55
129,95/121 x 100 = 107,40
Slide 17 - Tekstslide
26.2 Verkoopprijs
Leerdoelen:
- Je kunt de verkoopprijs berekent met een winstopslag
Opgaven 26.5 en 26.6
Slide 18 - Tekstslide
26.3 Begrote winst
Leerdoelen:
- Je kunt de doelstelingen van voorcalculatie en nacalculatie noemen
- Je kunt de begrote winst bij een winstopslagmethode berekenen
Opgaven 26.8 tm 26.10
Slide 19 - Tekstslide
Begrote winst
Begrote winst = voorcalculatorische winst, de winst die je verwacht te realiseren in een toekomstige periode.
Na afloop van de begrotingsperiode stel je de werkelijke winstopstelling op (nacalculatie).
Met de verschillenanalyse geef je inzicht in de verschillen tussen je begroting (voorcalculatie) en de werkelijkheid (nacalculatie)
Slide 20 - Tekstslide
Begrote winst
Berekenen met
Omzet (opbrengsten)
Inkoopwaarde van de omzet -
Brutowinst
Overige (bedrijfs-)kosten -
Nettowinst
Begroot (voorcalculatie)
Werkelijk (nacalculatie)
paragraaf 26.4
Slide 21 - Tekstslide
Financieringsresultaat
Als het financieringsresultaat apart wordt weergegeven dan maken de rente-ontvangsten geen onderdeel uit van de opbrengsten en zijn de rentekosten geen onderdeel van de overige (bedrijfs-)kosten.
De rente-ontvangsten en -kosten worden apart weergegeven. Het verschil tussen de rente-ontvangsten en -kosten is het financieringsresultaat.
Zie hier
Niet meer in het examen
Slide 22 - Tekstslide
Format W&V pagina vorm
De logische stappen om dit schema op te stellen zijn:
Bereken de omzet (afzet x verkoopprijs ex BTW)
Bereken de inkoopwaarde (afzet x inkoopprijs)
Zet omzet en inkoopwaarde onder elkaar en bereken de brutowinst
Bepaal welke kosten er worden gemaakt en tel deze bij elkaar op (totale bedrijfskosten)
Bepaal het resultaat voor belasting (brutowinst - bedrijfskosten)
Bereken de VPB: 20% van het resultaat.
Bereken het resultaat na belasting door de VPB van het resultaat voor belasting te halen.
Slide 23 - Tekstslide
26.3 Begrote winst
Leerdoelen:
- Je kunt de doelstelingen van voorcalculatie en nacalculatie noemen
- Je kunt de begrote winst bij een winstopslagmethode berekenen
Opgaven 26.8 tm 26.10
Slide 24 - Tekstslide
Opgave 26.8
a) 8.400 x 15 + 2.600 x 7 = € 144.200
b) € 144.200 - 8.400 x 9 - 7.800 - 25.000 - 2.400 = € 33.400
Slide 25 - Tekstslide
26.4 Werkelijke winst
Leerdoelen:
- Je kunt de gerealiseerde winst bij een winstopslagmethode berekenen
Opgaven 26.12
Slide 26 - Tekstslide
Werkelijke winst
De opstelling van de werkelijke winst is hetzelfde als de opstelling van de begrote winst alleen nu met de cijfers zoals deze werkelijk zijn geweest.
Slide 27 - Tekstslide
Aan de slag
Opgaven: 26.8 t/m 26.10 en 26.12
Slide 28 - Tekstslide
26.5 Verschillenanalyse
Leerdoelen:
- Je kunt een vergelijking maken tussen de verwachte winst en de werkelijke winst en de verschillen analyseren
Opgaven 26.13 en 26.14
Slide 29 - Tekstslide
Verschillenanalyse
Je maakt een vergelijking tussen de verwachte winst (voorcalculatie) en de werkelijke winst (nacalculatie) en analyseert de verschillen
Slide 30 - Tekstslide
Noem 2 redenen waarom de brutowinst hoger/lager kan zijn dan verwacht?
Slide 31 - Open vraag
Vragen nav verschillenanalyse
Waarom is de brutowinst hoger/lager dan verwacht;
Waarom is de verkoopprijs anders?
Waarom is de inkoopprijs anders?
Waarom is er een verandering in de afzet?
Welke kosten zijn er hoger/lager dan verwacht en hoe komt dat?
Slide 32 - Tekstslide
Welke beleidsmaatregelen ga je nemen om voor de volgende periode een zo realistisch mogelijke begroting op te kunnen stellen?
Voorbeeld: hogere inkoopprijs of kosten?
kun je goedkoper inkopen?
inkoopprijs/ kosten voor hoger bedrag begroten?
hogere inkoopprijs/ kosten ten laste van winst of doorberekenen in verkoopprijs?
Slide 33 - Tekstslide
26.6 Verschillenanalyse dienstverlening
Leerdoelen:
- Je kunt de verschillenanalyse bij ondernemingen met dienstverlening opstelling
Opgaven 26.15
Slide 34 - Tekstslide
26.4 Werkelijke winst
Leerdoelen:
- Je kunt de gerealiseerde winst bij een winstopslagmethode berekenen