§3.4 Bronnen: Het klimaat is overal anders

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig lezen: 5 minuten
Leerboek pagina 46:
- weer of klimaat?
- breedteligging en klimaat

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het weer?


A
De temperatuur, de neerslag en de wind in één jaar.
B
De temperatuur, de neerslag en de wind gemeten over 40 jaar
C
De temperatuur, de neerslag en de wind op een bepaald moment.
D
De temperatuur, de neerslag en de wind nu.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het klimaat?


A
Het gemiddelde weer over een periode van twintig tot dertig jaar.
B
Het gemiddelde weer over een periode van tien jaar.
C
Het gemiddelde weer over een periode van veertig tot vijftig jaar.
D
Het gemiddelde weer over een periode van dertig tot veertig jaar.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een klimaatgrafiek?


A
Grafiek die de maximale temperatuur en maximale neerslag per maand van een bepaalde plaats laat zien.
B
Grafiek die de gemiddelde temperatuur en de maximale neerslag per maand van een bepaalde plaats laat zien.
C
Grafiek die de gemiddelde temperatuur en de gemiddelde neerslag per maand van een bepaalde plaats laat zien.
D
Grafiek die de minimum temperatuur en de minimum neerslag per maand van een bepaalde plaats laat zien.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een koud klimaat?


A
Klimaat waarbij de temperatuur het hele jaar laag is, in de zomer niet hoger dan 10 °C, en waarbij er vaak weinig neerslag valt, meestal als sneeuw.
B
Klimaat waarbij de temperatuur het hele jaar gemiddeld is, in de zomer niet hoger dan 10 °C, en waarbij er vaak weinig neerslag valt, meestal als sneeuw.
C
Klimaat waarbij de temperatuur het hele jaar laag is, in de zomer altijd hoger dan 10 °C, en waarbij er vaak weinig neerslag valt, meestal als sneeuw.
D
Klimaat waarbij de temperatuur het hele jaar laag is, in de zomer niet hoger dan 10 °C, en waarbij er vaak veel neerslag valt, altijd als sneeuw.

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Waarom wordt het, wanneer je van de evenaar naar de noordpool reist, steeds kouder?
timer
1:00

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Regenmeter
1 mm is dus 1 liter neerslag op 1 m2 grondoppervlakte. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandig aan de planner:

Leerboek: lezen blz 46 en 47
Werkboek: blz. 55 maken 1 tot en met 4.
- zin in opstroom? blz. 58: 1 en 2. 

Slide 21 - Tekstslide