Feesttenten regel

Werkwoorden vervoegen

1 / 16

Slide 1: Tekstslide

DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Lesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden vervoegen

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?

Huiswerk nakijken

Uitleg werkwoorden vervoegen

Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Na deze les ...

Ken je de regels voor het vervoegen van de zwakke werkwoorden.

Kan je met behulp van de regels de zwakke werkwoorden vervoegen.

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk nakijken

Aufgabe 15, Seite 78/79

Aufgabe 16 und 18, Seite 80/81

Slide 4 - Tekstslide

Nu naar de werkwoorden

Om een werkwoord op de juiste manier te gebruiken, heb je 3 dingen nodig:

1. het persoonlijk voornaamwoord
2. de stam van het werkwoord

3. de juiste uitgang

Slide 5 - Tekstslide

De persoonlijke vnw in het Duits zijn:

ik = ich

jij = du

hij/zij/het = er/sie/es

wij = wir

jullie = ihr

zij/ u = sie/Sie

Slide 6 - Tekstslide

Hoe krijg je de stam?

Hele werkwoord min -en = de stam

de -en of -n weg te laten

Voorbeelden:

wohnen - en = wohn

spielen - en = spiel

kommen - en = komm
flüstern -n= flüster

machen > mach; spielen > spiel; radeln > radel

Slide 7 - Tekstslide

Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:
Feesttenten regel uitleggen

machen spielen

ich mach- spiel-

du mach- spiel-

er/sie/es mach- spiel-

wir mach- spiel-

ihr mach- spiel-

sie/Sie mach- spiel-

Slide 8 - Tekstslide

(fe)-E-ST-T-EN-T-EN regel aantekeningen maken

stap 1: Eerst de stam van het werkwoord bepalen (-en)

wohnen --> -en = wohn of - flüstern --> -n= flüster

stap 2: kijk naar het persoonlijk voornaamwoord in de zin:

ich, du, er, sie, es, wir, ihr, sie, Sie

stap 3: bepaal welke letters er nog achter de stam van het werkwoord moeten.

ich- e du- st er/sie/es-t wir- en ihr-t sie/Sie- en

Slide 9 - Tekstslide

IDEWIS

(fe) esttenten

Slide 10 - Tekstslide

Regel: feesttenten

Het ezelsbruggetje

Slide 11 - Tekstslide

Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:

(Fe) (Fe)

ich mach e spiele

du mach st spielst

er/sie/es mach t spielt

wir mach en spielen

ihr mach t spielt

sie/Sie mach en spielen

Slide 12 - Tekstslide

Een stapje verder

Slide 13 - Tekstslide

Oefenen met behulp van je aantekeningen

Kommen reisen

ich

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

Slide 14 - Tekstslide

Verb reisen

ich reise

du reist

er/sie/es reist

wir reisen

ihr reist

sie/Sie reisen

Slide 15 - Tekstslide

(Haus)aufgaben machen

Aufgabe 18 und 19, Seite 118/119

Klaar --> Slim stampen

Slide 16 - Tekstslide