De wisselkoers van € 1 is: bij koop: $ 1,30 bij verkoop $ 1,28 Hoeveel dollar krijg je voor € 300?
A
384
B
231
C
390
D
234
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
De wisselkoers van € 1 is: bij koop: $ 1,30 bij verkoop $ 1,28 Hoeveel dollar krijg je voor € 300?
A
384
B
231
C
390
D
234
Slide 1 - Quizvraag
De wisselkoers van € 1 is: bij koop: $ 1,30 bij verkoop $ 1,28 Hoeveel dollar krijg je voor € 300?
A
384
B
231
C
390
D
234
Slide 2 - Quizvraag
Als de wisselkoers van de euro stijgt:
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
blijft onze concurrentiepositie gelijk
Slide 3 - Quizvraag
Als de wisselkoers van de euro stijgt:
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
blijft onze concurrentiepositie gelijk
Slide 4 - Quizvraag
Kosten die de bank berekend voor het omwisselen van geld noem je
A
wisselkoers
B
aandelen
C
provisie
D
opslag
Slide 5 - Quizvraag
Door de toegenomen concurrentie:
A
is er minder werk in landen van de Europese Unie met een sterke concurrentiepositie.
B
is er geen werk in landen van de Europese Unie met een sterke concurrentiepositie.
C
is er meer werk in landen van de Europese Unie met een sterke concurrentiepositie.
Slide 6 - Quizvraag
Door de toegenomen concurrentie:
A
is er minder werk in landen van de Europese Unie met een sterke concurrentiepositie.
B
is er geen werk in landen van de Europese Unie met een sterke concurrentiepositie.
C
is er meer werk in landen van de Europese Unie met een sterke concurrentiepositie.
Slide 7 - Quizvraag
Waarom is een goede internationale concurrentiepositie belangrijk voor Nederland?
A
NLheeft een goed onderwijssysteem.
B
NLheeft een goede gezondheidszorg.
C
NL heeft een grote interne afzetmarkt.
D
NL heeft een open economie.
Slide 8 - Quizvraag
Een verlaging van de rentestanden in Nederland leidt tot .........
A
meer bestedingsinflatie en minder kosteninflatie.
B
meer bestedingsinflatie en meer kosteninflatie.
C
minder bestedingsinflatie en meer kosteninflatie.
D
minder bestedingsinflatie en minder kosteninflatie.
Slide 9 - Quizvraag
Een harde munt leidt ertoe, dat ........I........... goedkoper worden, waardoor de binnenlandse inflatie ........II.......... .
A
I = exportgoederen II = afneemt
B
I = exportgoederen II = toeneemt
C
I = importgoederen II = afneemt
D
I = importgoederen II = toeneemt
Slide 10 - Quizvraag
Wanneer speculanten verwachten dat de koers van de Amerikaanse dollar zal dalen, zullen zij deze munt .......I........ met als gevolg een ...........II........... van de koers van de dollar.
A
I = aankopen II = stijging
B
I = aankopen II = daling
C
I = verkopen II = stijging
D
I = verkopen II = daling
Slide 11 - Quizvraag
Bij flexibele wisselkoersen wordt de koers van een munteenheid bepaald door .......
A
politieke besluitvorming.
B
ingrepen van monetaire autoriteiten.
C
de werking van de kapitaalmarkt.
D
de werking van de valutamarkt.
Slide 12 - Quizvraag
87. Een land met een tekort op de betalingsbalans zal volgens een economische theorie bij zwevende wisselkoersen automatisch een evenwichtig op de betalingsbalans bereiken, doordat de wisselkoers .....I....... en het exportvolume ......II....... .
A
I = stijgt II = stijgt
B
I = daalt II = stijgt
C
I = stijgt II = daalt
D
I = daalt II = daalt
Slide 13 - Quizvraag
Voordelen van de EMU (Europese Monetaire Unie) zijn: I. Koersrisico's binnen de Europese markt zijn nu verdwenen. II. De lidstaten hebben nu onderling geen betalingsbalanstekorten meer.