In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Paragraaf 1.3: Sta je sterk als consument?
Slide 1 - Tekstslide
Consument
Slide 2 - Woordweb
Leerdoelen
In deze les leer je:
- Wat consumentenorganisaties zijn
- Hoe consumentenorganisaties je kunnen helpen
- Wat een vergelijkend warenonderzoek is
- Hoe je een gemiddelde berekent
- Wat een deugdelijk product is en dat je hier recht op hebt
- Hoe de overheid jou beschermt met wetten
- Wat garantie is
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Consumentenorganisaties
Consumentenorganisaties zijn er om consumenten te steunen.
Ze geven betrouwbare informatie over producten.
Ze geven uitleg over de rechten die je hebt.
Een belangrijke consumentenorganisatie is de Consumentenbond.
Slide 5 - Tekstslide
Welke consumentenorganisaties ken jij?
Slide 6 - Open vraag
npo.prd.cdn.bcms.kpn.com
Slide 7 - Link
Consumentenorganisaties - voorbeelden
•Rover: komt op voor de belangen van reizigers in het openbaar vervoer.
• ANWB:geeft informatie over verkeer, vrijetijd en vakantie.
• Vereniging Eigen Huis: zorgt voor de belangen van mensen die een eigen huis hebben of willen kopen.
• Consumentenbond: test producten van verschillende merken.
Slide 8 - Tekstslide
Vergelijkend warenonderzoek
Consumentenorganisaties testen producten van verschillende merken.
Zo’n test heet een vergelijkend warenonderzoek.
Ze vergelijken de prijs en de kwaliteit van die producten.
Soms kijken ze ook naar de gevolgen voor het milieu.
Beste uit de test => het best geteste product.
Beste koop => beste prijs-kwaliteitverhouding.
Slide 9 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen 'de beste uit de test' en 'de beste koop'?
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Video
Gemiddelde uitrekenen
Gemiddelde = totaal ÷ aantal
Voorbeeld
Je hebt de volgende cijfers behaald:
6,5 – 8,5 – 6 (2x) – 7
Wat is je gemiddelde cijfer?
Het totaal is 6,5 + 8,5 + 6 + 6 + 7 = 34
Het aantal is 5
Het gemiddelde cijfer is 34 ÷ 5 = 6,8
Slide 12 - Tekstslide
Jij hebt de volgende 4 cijfers gehaald voor het vak economie: 6 - 8 - 4 - 6 Welk cijfer sta je nu gemiddeld?
A
5
B
6
C
6,5
D
7
Slide 13 - Quizvraag
Wat staat er in de wet?
Als consument heb je recht op een deugdelijk product. Dat betekent dat het product bij normaal gebruik een redelijke tijd meegaat.
Als dit niet het geval is, dan moet de winkelier het:
repareren
omruilen voor een goed exemplaar
het geld teruggeven.
In de Warenwet staat dat een product niet schadelijk mag zijn voor je gezondheid.
De NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) controleert of iedereen zich aan de warenwet houdt.
Slide 14 - Tekstslide
Wat is een deugdelijk product?
A
Een product dat snel kapot gaat.
B
Een product dat je moet ruilen omdat je niet tevreden bent.
C
Een product dat bij gewoon gebruik een redelijke tijd meegaat.
D
Een product dat gerepareerd is.
Slide 15 - Quizvraag
Je hebt een nieuwe telefoon gekocht. Na drie maanden doet het geluid het niet meer. Je gaat terug naar de winkel. Wat is de juiste volgorde van afhandelen? 1 Geld teruggeven. 2 Repareren 3 Omruilen.
A
1 -2-3
B
3-2-1
C
1-3-2
D
2-3-1
Slide 16 - Quizvraag
Wat doet de NVWA?
Slide 17 - Open vraag
Garantie
Als je iets koopt, krijg je vaak garantie.Als er dan binnen een bepaalde tijd iets mis is met het product, moet de verkoper het in orde maken.
In de garantievoorwaarden staan de regels van de garantie. Die krijg je op papier of digitaal.
Op elektronische apparaten moet je minstens 2 jaar garantie krijgen.
Slide 18 - Tekstslide
Kader
De leerlingen met Kaderniveau maken ook de volgende opdrachten.
Slide 19 - Tekstslide
Op welke van de volgende producten heb je minstens twee jaar garantie?
A
TV
B
Pen
C
Fles limonade
D
T-shirt
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Waarom zit er een verschil tussen de garantieperiode van onderdelen en de garantieperiode van verbruiksgoederen?
Slide 22 - Open vraag
Leerdoelen
In deze les leer je:
- Wat consumentenorganisaties zijn
- Hoe consumentenorganisaties je kunnen helpen
- Wat een vergelijkend warenonderzoek is
- Hoe je een gemiddelde berekent
- Wat een deugdelijk product is en dat je hier recht op hebt
- Hoe de overheid jou beschermt met wetten
- Wat garantie is
Slide 23 - Tekstslide
Wat heb jij vandaag geleerd? Schrijf zo veel mogelijk dingen op!
Slide 24 - Open vraag
Wat vond je lastig? Schrijf dit onderwerp op! Dan gaan we het hier de volgende les nog even over hebben!
Slide 25 - Open vraag
Aan de slag!
- Maak nu paragraaf 1.3 in het werkboek op blz. 20 t/m 24 (Kader maakt ook blz. 25)
- Maak foto's van je gemaakte werk en lever dit in via classroom