Module E1, week 2 + 3 2B

 Communiceert met de zorgvrager en het sociale netwerk (Communicator)

Week 2 – Communicatie met de zorgvrager
MODULE E1 (B1-K1-W5)
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

 Communiceert met de zorgvrager en het sociale netwerk (Communicator)

Week 2 – Communicatie met de zorgvrager
MODULE E1 (B1-K1-W5)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud les week 2 + 3
  • Lesdoelen 
  • Refresh your memory
  • Oefenopdracht opstarten VP-B-K1-W5-V1
  • Theorie:
- Non-verbale communicatie 
- Referentiekaders
- Communicatiestijlen
- Waarneming en interpretatie
- Opbouwen gelijkwaardige relatie met de zorgvrager
  • aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je kunt vertellen op welke manieren je informatie haalt uit non-verbale signalen. 
  • Je kunt uitleggen hoe je effectief luistert en communiceert.  
  • je kunt uitleggen wat een referentiekader is en wat daar invloed op heeft.

  • Je kunt uitleggen hoe je de boodschap van een ander goed waarneemt en interpreteert.
  • Je kunt uitleggen hoe de communicatiestijl van invloed is op de manier hoe je communiceert.
  • Je kunt samenvatten wat de invloed is van macht, afhankelijkheden en gelijkwaardigheid in de relatie tussen de zorgverlener en de zorgvrager.
  • Je kunt uitleggen hoe je een professionele relatie opbouwt door gelijkwaardig te communiceren met de zorgvrager

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen het intern en extern communicatieproces?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding: wat doet non verbale communicatie in een gesprek?!

Slide 5 - Tekstslide

Laat de video eerst zonder geluid horen en vraag dan aan de klas of het een positief of negatief gesprek was en vraag waar ze dat uit opmaken.

 
Speel de video vervolgens nogmaals af, nu met geluid.

Welke non-verbale signalen heb jij weleens gezien tijdens communicatie?

Slide 6 - Woordweb

Gezichtsuitdrukking
gebaren
mimiek(gelaatsuitdrukkingen)
oogcontact 
Oefening non verbale communicatie

Slide 7 - Tekstslide

Laat de studenten het filmpje zien en zet steeds stop na een fragment op het moment dat de vragen in beeld komen. Ga gezamenlijk hier het gesprek hierover aan.

Herkennen non-verbale signalen
Mensen zijn in staat met hun verbale boodschap, met hun woorden, hun daadwerkelijke gevoelens te verbergen.
Ook zorgvragers zullen dat om allerlei redenen regelmatig doen. Het is dan ook belangrijk om non-verbale signalen te herkennen en na te gaan of ze de verbale boodschap van de zorgvrager ondersteunen of juist tegenspreken.

Voorbeelden van non-verbale communicatie kan je nalezen aan het einde van deze lesson-up


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Referentiekaders voor communicatie
De manier waarop je de wereld bekijkt, heet referentiekader. Je ziet de wereld niet zoals hij echt is, maar zoals jij denkt dat de wereld is. 
Jouw waarneming wordt gekleurd door allerlei zaken zoals;
  
  • Opvoeding
  • Normen en waarden
  • Ervaring
  • Stemming en gevoelens
  • Land waar jij woont
  • Vrouw of man
  • Geloof

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geen effectieve communicatie zonder referentiekader
Oefening:  
Docent leest een kort verhaal voor.
Studenten beantwoorden daarna enkele vragen.

Na de opdracht:
- Wat zegt dit over jou?


Slide 10 - Tekstslide

zie itslearning opdracht: 

ME1 week 2 Oefening verhaal zonder referentiekader (alleen zichtbaar voor docent).  

Referentiekaders m.b.t. communicatie worden gevormd door:

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Opstarten oefenopdracht: VP-B-K1-W5-V1
Werk onderstaande begrippen in tweetallen uit

Slide 12 - Tekstslide

duur: 30 minuten
klassikaal nabespreken 

Opstarten oefenopdracht 1 van module E1: zie ook digibib
Aan de slag in Thieme
  • Lees: ThiemeMeulenhoff – Communicatie en begeleiden – COM1. Communicatie in de zorg – 1. Basiscommunicatietechnieken.

  • Maak de verwerkingsopdrachten in ThiemeMeulenhoff die horen bij de theorie van dit hoofdstuk. 


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceert met de zorgvrager en het sociale netwerk (Communicator)

Week 3 – Communicatie met de zorgvrager

MODULE E1 (B1-K1-W5)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: de juiste communicatie
De docent legt de opdracht uit. Deze wordt klassikaal uitgevoerd. 

Slide 15 - Tekstslide

docent: Vraag of er een iemand heel goed instructie kan geven. 
Neem die mee naar de gang, geef het blad en zeg dat de klas dit moet gaan natekenen.

Klas : mag de eerste ronde geen vragen stellen.
Daarna evalueren, wat had je wel nodig, wat zou helpen etc

Daarna nog een keer en dan met de andere vorm en met vragen

De 2 opdrachten staan bij week 3 op itslearning, print deze van te voren uit voor de ‘instructeur’.

Communicatiestijlen
De vier communicatiestijlen zijn:
  • Analyser
  • Promoter
  • Supporter
  • Controller

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht communicatiestijlen
  1. Lees op Thieme --> communicatie en begeleiden N4 --> 1 communicatie in de zorg--> 1.2 communicatie met de zorgvrager -->de vier communicatiestijlen.
  2. Bespreek in groepen met elkaar de verschillende communicatiestijlen. Welke eigenschappen zijn er? En welke valkuilen? Welke herken jij?
  3. Welke communicatiestijl heb jij?
  4. Doe de test op: https://amethist.nl/communicatiestijlentest/
  5. Mail de uitslag naar je schoolmail.

duur: 25 minuten
Met wie: groepen van 3-4

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inzetten van de juiste vragen
  • Open vragen


  • Gesloten vragen


  • Suggestieve vragen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervolg inzetten juiste vragen
  • Reflecterende vragen


  • Retorische vragen


  • Gerichte vragen





Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Macht, afhankelijkheid en gelijkwaardigheid 
De relatie tussen zorgvrager en zorgverlener is een complexe relatie;
  • De zorgvrager heeft in principe niet gekozen voor deze situatie.
  • De zorgvrager is afhankelijk van degene die de zorg biedt.
  • Verpleegkundigen hebben ook niet voor een bepaalde zorgvrager gekozen, je doet je werk omdat je dat leuk vindt, maar je kiest een zorgvrager niet persoonlijk uit.

De relatie met de zorgvrager is daarom vaak ongelijk.
Belangrijk = Hoe houd je de relatie professioneel?!


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een ongelijkwaardige relatie heeft de volgende kenmerken:
  • Functionele relatie;
  • Rollen zijn onomkeerbaar;
  • Vrijheid tegenover gebondenheid;
  • Deskundigheid tegenover ondeskundigheid;
  • Geslotenheid tegenover openheid;
  • Onafhankelijkheid tegenover afhankelijkheid;
  • Macht tegenover onmacht.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bouw je een vertrouwensrelatie met een zorgvrager op?

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Vertrouwen kost tijd, een vertrouwensrelatie is ook zo weer kapot.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak de volgende opdrachten:
                             Thieme Meulenhoff --> Communicatie en begeleiden N4 --> COM1 communicatie in de zorg: 
1.Basiscommunicatietechnieken--> Vaardigheid: Omgaan met afhankelijkheid en zelfstandigheid in de zorgverlening: oriënteren  




                            Thieme Meulenhoff --> Communicatie en begeleiden N4--> COM1 communicatie in de zorg:
 2. Communicatie met de zorgvrager --> Maak de 6 opdrachten

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je geleerd hebt deze les.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Literatuur
ThiemeMeulenhoff – Communicatie en begeleiden – Module 1 Communicatie in de zorg:

1. Basiscommunicatietechnieken 
2. Communicatie met de zorgvrager 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oogcontact
  • Kijkt de zorgvrager je aan of kijkt hij juist veel weg? Veel wegkijken kan duiden op nervositeit en onzekerheid.
  • Sommige zorgvragers vinden veel oogcontact bedreigend, dit zie je bijvoorbeeld bij zorgvragers met dementie.
  • Sommige zorgvragers kijken weg omdat ze even hun gedachten moeten ordenen.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichamelijke nabijheid
  • Hoe dichtbij je kunt komen zegt veel over jouw relatie met de zorgvrager en over de sfeer in het gesprek op dat moment. Mensen die vertrouwelijk en in een goede sfeer met elkaar praten zitten vaak dicht bij elkaar.
  • Mensen die ruzie hebben, staan of zitten ver uit elkaar.
  • Merk je dat de zorgvrager letterlijk afstand van je neemt? Dat kan komen omdat de zorgvrager zich op dat moment niet vertrouwd bij je voelt en zich misschien zelfs bedreigd voelt.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebaren
  • Gebaren kunnen een boodschap ondersteunen. Als een zorgvrager felle gebaren maakt bij zijn verbale boodschap dan zit daar vaak een bepaalde emotie achter.
  • Maar sommige zorgvragers kunnen zich lichamelijk ook helemaal afsluiten en een zeer gesloten houding hebben waarbij ze stilzitten en voor zich uit kijken. Ook dat zegt iets over hoe de zorgvrager zich op dat moment voelt.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezichtsuitdrukkingen
  • Een gezichtsuitdrukking kan ook een boodschap ondersteunen of juist tegenspreken. Let goed op het gezicht van de zorgvrager tijdens een gesprek.
  • Wordt hij rood, glimlacht hij, zweet hij? Dit kunnen allerlei onderliggende non-verbale signalen zijn.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stemklank
  • De manier waarop iemand iets zegt, is ook een belangrijke aanwijzing voor de daadwerkelijke inhoud van de boodschap.

Zegt een zorgvrager iets zacht en onzeker of juist stevig en hard?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Algemeen voorkomen
Je staat er misschien niet direct bij stil, maar ook hoe iemand eruitziet kan je heel veel informatie geven.


 
  • Als een zorgvrager jou vertelt dat het uitstekend met hem gaat maar jij ziet zijn lijkbleke huid, de wallen onder zijn ogen en zijn verwaarloosde kleding dan heb je waarschijnlijk je twijfels.
  • Mensen kunnen zich ook op een bepaalde manier kleden om te laten zien dat ze bij een bepaalde groep horen of een bepaalde mening hebben. Ook dat is een non-verbale boodschap waarmee je rekening moet houden in je gesprek.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarneming en interpretatie
Waarneming wordt gedaan met de zintuigen. Om de juiste interpretatie te geven aan de waarneming, is het van belang om de juiste vragen te stellen en effectief te luisteren.

  • Waarneming: mevrouw voelt warm aan. Interpretatie: mevrouw heeft koorts.
  • Waarneming: mevrouw eet slecht. Interpretatie: mevrouw heeft zeker geen honger.
  • Waarneming: mevrouw huilt. Interpretatie: mevrouw mist haar dochter.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies







  • Het uitgangspunt van de communicatie is respect voor de zorgvrager.

  • Je maakt geen verschil tussen de zorgvragers.

  • Je respecteert de rechten van de zorgvrager.

  • Je ondersteunt de eigen verantwoordelijkheid van de zorgvrager zo goed mogelijk.

  • Je stelt de belangen van de zorgvrager centraal.

  • Je houdt rekening met de achtergrond van de zorgvrager.












  • Je zorgt ervoor dat de zorgvrager zijn eigen regie, zelfredzaamheid en autonomie behoudt.

  • Je bent je bewust van de afhankelijkheid van de zorgvrager en gaat daar zorgvuldig mee om.

  • Je respecteert je beroepsgeheim.

  • Je houdt rekening met de privacy van de zorgvragers.

  • Je handelt zorgvuldig bij intieme handelingen.





De volgende aandachtspunten helpen je om een gelijkwaardige relatie op te bouwen:

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouwen vertrouwensrelatie door;
  • Goed en duidelijk te communiceren;
  • Je afspraken na te komen;
  • Je beroepsgeheim te bewaken;
  • Je woorden met daden te ondersteunen;
  • Eerlijk te zijn over wat je wel en niet weet;
  • Grenzen aan te geven;
  • Onpartijdig en objectief te beslissen over zaken;
  • Eerlijke feedback te geven.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies