4.1 Nieuw leven 4V 2223

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
4.1 Nieuw leven
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
4.1 Nieuw leven

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Doel 4.1
Je leert hoe de embryonale ontwikkeling verloopt
Je leert hoe de vrouwelijke en mannelijke geslachtsorganen worden gevormd

Slide 4 - Tekstslide

Bevruchting

Slide 5 - Tekstslide

Bevruchting
De eicel komt door de
eisprong (ovulatie) uit de 
eierstok in de eileider.
De eicel wordt omgeven door
follikelcellen (voeding).
Zaadcellen komen in de eileider via de vagina en de baarmoeder.

Slide 6 - Tekstslide

Bevruchting
Zaadcellen dringen zich door
de follikelcellen heen.
Zaadcellen maken contact met
eischil (zona pellucida)
Zaadcellen geven enzymen af -> afbraak van eischil
De eerste zaadcel die contact maakt met het celmembraan van de eicel kan er mee fuseren.

Slide 7 - Tekstslide

Bevruchting
De celmembranen .
Ondoordringbare laag ontstaat
om bevruchte eicel
->bevruchtingsmembraan
Kern van zaadcel dringt het cytoplasma van de eicel binnen en de kernen versmelten.
Bevruchte eicel = zygote.

Slide 8 - Tekstslide

Zygote
Na 30 uur gaat de zygote
voor het eerst delen
Klievingsdelingen: geen
plasmagroei
Door trilhaarcellen richting de baarmoeder

Slide 9 - Tekstslide

Blastula
Na 5 dagen het embryo een blaasje (met
een holte) en heet dan blastula.
De buitenste laag cellen heet de trofoblast
de holte heet de blastulaholte.

Slide 10 - Tekstslide

7 dagen
De innesteling vindt plaats in de baarmoederwand.
In de blastula zit een klompje 
cellen (embryoblast) met de
kiemschijf (toekomstig embryo)
en het toekomstige
dooierblaasje.

Slide 11 - Tekstslide

9 dagen
Er ontstaan twee holtes: een amnionholte en een dooierblaasje (vormt de eerste bloedcellen).
De trofoblast vormt uitstulpingen, vlokken,
die het baarmoederslijmvlies
in groeien. Hierdoor wordt
de placenta gevormd.

Slide 12 - Tekstslide

Hormonen - HCG
Vanaf de innesteling geven de cellen van het trofoblast het hormoon HCG af. Dit hormoon
voorkomt dat er een menstruatie
start. Dit hormoon is in de urine
van zwangere vrouwen aan te
tonen en wordt aangetoond in
zwangerschapstests.

Slide 13 - Tekstslide

16 dagen
De hechtsteel ontstaat vanuit cellen tussen de trofoblast en de kiemschijf. Deze hechtsteel vormt
de navelstreng.

Slide 14 - Tekstslide

31 dagen
De amnionholte groeit om het hele embryo heen en is gevuld met vruchtwater. Deze holte
beschermt het embryo tegen
schokken. Het amnion is één
van de twee vruchtvliezen. De
andere (het chorion) wordt
gevormd door de trofoblast.

Slide 15 - Tekstslide

Placenta





Gescheiden bloedsomlopen. Uitwisseling van stoffen: zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen, koolstofdioxide.

Slide 16 - Tekstslide

Placenta





Twee navelstrengslagaders (van embryo -> placenta
Eén navelstrengader (van placenta -> embryo)

Slide 17 - Tekstslide

Embryo -> foetus 
Na 8 weken zijn alle organen aangelegd en heet het embryo een foetus.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Aanleg gelachtsorganen
Jongens hebben chromosomen X en Y, meisjes hebben XX.
Bij aanwezigheid van een Y chromosoom is een SRY gen actief. Dit zorgt voor de ontwikkeling van testes (zaadballen) rond de 6e week.

Slide 20 - Tekstslide

Inwendig
Gang van Müller en gang van Wolff
allebei aanwezig.

XY:
Gangen van Wolff worden zaadleiders.
XX:
Gangen van Müller worden eileiders.

Slide 21 - Tekstslide

Uitwendig
Genitale knop: eikel of clitoris.
Randen genitale groeve: balzak of buitenste schaamlippen.
genitale plooien: penis of binnenste schaamlippen.

Slide 22 - Tekstslide

Interseksueel
Er zijn verschillende genetische afwijkingen die er toe leiden dat iemand lichamelijk niet zuiver mannelijke óf vrouwelijke kenmerken heeft.
AOS: XY maar testes werken niet. Uitwendig een vrouw maar baarmoeder, eierstokken ontbreken.
Hermafroditisme: beide externe geslachtskenmerken zijn aanwezig.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Doel 4.1
Je hebt geleerd hoe de embryonale ontwikkeling verloopt
Je leert hoe de vrouwelijke en mannelijke geslachtsorganen worden gevormd

86E Bevruchting en ontwikkeling

Slide 25 - Tekstslide

Begrippen 4.1
ovulatie, zona pellucida, bevruchtingsmembraan, zygote, klievingsdelingen, embryo, trilharen, innesteling, blastula, trofoblast, kiemschijf, HCG, vlokken, placenta, dooierblaasje, amnionholte, vruchtvliezen, amnion, chorion, navelstreng, foetus, X-chromosoom, Y-chromosoom, SRY-gen, testes, zaadleider, eikel, balzak, eileiders, clitoris, schaamlippen

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk
Zie studiewijzer

Slide 27 - Tekstslide