VWO hoofdstuk 1

Vwo Hoofdstuk 1
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 85 min

Onderdelen in deze les

Vwo Hoofdstuk 1

Slide 1 - Tekstslide

1.1 Zuivere stof en mengsel

Slide 2 - Tekstslide

1.2 Scheidingsmethoden

Slide 3 - Tekstslide

1.3 Chemische reacties

Slide 4 - Tekstslide

1.4 Snelheid van een reactie

Slide 5 - Tekstslide

Wat is geen scheidingsmethode?
A
verdampen
B
extraheren
C
filtreren
D
zeven

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet deze scheidingsmethode?
A
Filteren
B
Adsorptie
C
Chromatografie
D
Destilleren

Slide 7 - Quizvraag

wat is geen scheidingsmethode
A
filtreren
B
indampen
C
bezinken
D
mengen

Slide 8 - Quizvraag

Welke scheidingsmethode is dit?
A
bezinken en afschenken
B
filtreren
C
destilleren
D
indampen

Slide 9 - Quizvraag

welke scheidingsmethode is dit?
A
bezinken en afschenken
B
indampen
C
zeven
D
filtreren

Slide 10 - Quizvraag

Bij thee zetten wordt er nog een scheidingsmethode gebruikt; welke scheidingsmethode is dit?
A
destilleren
B
filtreren
C
adsorberen
D
indampen

Slide 11 - Quizvraag

Zuivere stof of mengsel?
Zuivere stof
Mengsel

Slide 12 - Sleepvraag

Zuiver of niet zuiver?
Zuivere stof
Mengsel

Slide 13 - Sleepvraag

Welk plaatje geeft een mengsel aan en welke een zuivere stof
Mengsel
Zuivere stof
Zuivere stof

Slide 14 - Sleepvraag

Zuivere stof
Zuivere stof
Mengsel

Slide 15 - Sleepvraag

Is de stof een zuivere stof of een mengsel?
suiker is een
limonade is een 
ijzer is een
thee is een 
zuivere stof
zuivere stof
zuivere stof
zuivere stof
mengsel
mengsel
mengsel
mengsel

Slide 16 - Sleepvraag

Elke scheidingsmethode berust op een verschil in stofeigenschap. 
Sleep de eigenschappen naar je juiste scheidingsmethode.
Filtreren
Extraheren
Destilleren
Bezinken en afgieten
Deeltjesgrootte
Dichtheid
Kookpunt
Oplossingsvermogen

Slide 17 - Sleepvraag

Bij het winnen van suiker uit suikerbieten gebruik je verschillende scheidingsmethoden achter elkaar. 
Zet de scheidingsmethoden in de juiste volgorde.  
extraheren
filtreren
indampen

Slide 18 - Sleepvraag

Sleep de juiste scheidingsmethode naar het mengsel
mengsel
niet-opgeloste vaste stof in vloeistof

twee vloeistoffen

opgeloste kleurstof in vloeistof

twee vaste stoffen
opgeloste vaste stof in vloeistof

filtreren
adsorberen
indampen
destilleren
extraheren

Slide 19 - Sleepvraag

Welke apparaten bevatten scheidingsmethoden welke niet?
Geen scheidingsmethode
Wel een scheidingsmethode
Zeef / vergiet
Mixer
Afzuigkap
Citruspers
Gasfornuis

Slide 20 - Sleepvraag

Op welke stofeigenschappen berusten de volgende scheidingsmethoden? Sleep de juiste eigenschap naar de juiste scheidingsmethode 
Deeltjesgrootte
Dichtheid
Aanhechtingsvermogen
Kookpunt
Filtreren
Bezinken
Adsorberen
Destilleren

Slide 21 - Sleepvraag

Welke scheidingsmethode wordt beschreven?
Sleep de scheidingsmethode naar de zin.
Droog koken

De ene vaste stof lost op, de andere vaste stof niet.
De verdampte stof condenseert.
Sommige stoffen gaan door een filter.
Destilleren
Extraheren
Filtreren
Indampen

Slide 22 - Sleepvraag

Sleep de juiste naam, bij de juiste scheidingsmethode.
Adsorberen
Centrifugeren
extraheren
Filtreren

Slide 23 - Sleepvraag

Sleep de juiste naam, bij de juiste scheidingsmethode.
Adsorberen
Centrifugeren
extraheren
Filtreren
destilleren
indampen

Slide 24 - Sleepvraag

Sleep de juiste definities naar de juiste scheidingsmethode
Filtratie
Adsorptie
Extraheren
Scheidingsmethode waarbij mengsels gereinigd kunnen worden waarbij een residu achterblijft
Scheidingsmethode waarbij een vloeistof of gas wordt opgenomen door een vaste stof of andere vloeistof
Scheidingsmethode die gebaseerd is op het verschil in oplosbaarheid

Slide 25 - Sleepvraag

Elke scheidingsmethode berust op een verschil in stofeigenschap. Sleep de eigenschappen naar je juiste scheidingsmethode.
Filtreren
Extraheren
Deeltjesgrootte
Oplossingsvermogen

Slide 26 - Sleepvraag

Mengsel
Zuivere stof

Slide 27 - Sleepvraag

Mengsel
Zuivere stof
Zuivere stof
Mengsel

Slide 28 - Sleepvraag

Mengsel
Zuivere stof: element
Zuivere stof: verbinding

Slide 29 - Sleepvraag

Zuivere stof of mengsel?
zuivere stof
mengsel

Slide 30 - Sleepvraag

Bij de reactie tussen ammoniumchloride en bariumhydroxide daalt de temperatuur van kamertemperatuur tot ca. -20 graden Celsius.
Het energie-effect is...
A
exotherm
B
endotherm

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het energie effect bij het verbranden van papier?
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 32 - Quizvraag

Wat was het energie effect bij de elektrolyse van water?
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 33 - Quizvraag

Wat was het energie effect bij het koken van water?
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 34 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een chemische reactie?
A
Er treedt een energie-effect op
B
beginstoffen veranderen in reactieproducten
C
De wet van Lavoisier geldt
D
Alledrie de kenmerken zijn juist

Slide 35 - Quizvraag

Wat voor een energie effect stelt dit voor?
A
Endotherm
B
Antitherm
C
Isotherm
D
Exotherm

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het energie-effect bij een kampvuur?
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 37 - Quizvraag

Het                              van bindingen kost energie; het energie-effect is                             .
Keukenzout lost al op bij kamertemperatuur. Bij oplossen is er ook sprake van het
                            van bindingen. Dit levert energie; het energie-effect is                            .
Netto levert het oplossen van NaCl in water energie.
Sleep onderstaande concepten naar de juiste plaats in de zin of in de recycle bin.
endotherm
exotherm
scheiden
koud
warm
verbreken
vormen
draaien
koken

Slide 38 - Sleepvraag

de reactiesnelheid is
A
tijd nodig voor reactie
B
energie nodig voor reactie
C
orde van reactie
D
concentratieverandering per tijdseenheid

Slide 39 - Quizvraag

De eenheid van de reactiesnelheid is....
A
mol.s1
B
mol.L1
C
mol.L1.s1
D
mol.L.s1

Slide 40 - Quizvraag

Wat heeft geen invloed op de reactiesnelheid
A
Concentratie
B
Doorlooptijd van de reactie
C
Temperatuur
D
Soort stof

Slide 41 - Quizvraag

De reactiesnelheid is lager bij
A
een fijnere verdelingsgraad
B
een minder fijne verdelingsgraad
C
de verdelingsgraad is niet van invloed

Slide 42 - Quizvraag

Hoe heeft een hogere temperatuur invloed op de reactiesnelheid?
A
Trager bewegende deeltjes, dus meer botsingen, dus meer effectieve botsingen, dus hogere reactiesnelheid
B
Sneller bewegende deeltjes, dus meer botsingen, dus meer effectieve botsingen, dus hogere reactiesnelheid
C
Trager bewegende deeltjes, dus minder botsingen, dus minder effectieve botsingen, dus lagere reactiesnelheid
D
Sneller bewegende deeltjes, dus minder botsingen, dus minder effectieve botsingen, dus lagere reactiesnelheid

Slide 43 - Quizvraag

De reactiesnelheid is niet afhankelijk van ...
A
concentratie beginstoffen
B
soort glaswerk
C
temperatuur
D
verdelingsgraad van de stoffen

Slide 44 - Quizvraag

De reactiesnelheid is hoger bij
A
Hoge concentratie
B
Lage concentratie

Slide 45 - Quizvraag

Als je de temperatuur van de deeltjes verhoogt, wat gebeurt er dan met de reactiesnelheid?
A
Reactiesnelheid neemt af, want de deeltjes gaan langzamer
B
Reactiesnelheid neemt toe, want de deeltjes gaan langzamer
C
Reactiesnelheid neemt af, want de deeltjes gaan sneller
D
Reactiesnelheid neemt toe, want de deeltjes gaan sneller

Slide 46 - Quizvraag

Als je de verdelingsgraad van de deeltjes vergroot, wat gebeurt er dan met de reactiesnelheid?
A
Reactiesnelheid neemt af, want er is meer contactoppervlakte
B
Reactiesnelheid neemt toe, want er is meer contactoppervlakte
C
Reactiesnelheid neemt toe, want er is minder contactoppervlakte
D
Reactiesnelheid neemt af, want er is minder contactoppervlakte

Slide 47 - Quizvraag

De reactiesnelheid is afhankelijk van:
A
Soort beginstof en verdelingsgraad
B
Concentratie en temperatuur
C
Een katalysator
D
Antwoord A t/m C zijn allen goed

Slide 48 - Quizvraag

De reactiesnelheid is hoger bij
A
Hoge temperatuur
B
Lage temperatuur

Slide 49 - Quizvraag

Wat kun je zeggen over de reactiesnelheden van een chemisch evenwicht?
A
de reactiesnelheden van de reactie naar rechts en de reactie naar links zijn 0
B
de reactiesnelheid van de reactie naar rechts is groter dan de reactiesnelheid van de reactie naar links
C
de reactiesnelheid van de reactie naar rechts is kleiner dan de reactiesnelheid van de reactie naar links
D
de reactiesnelheden van de reactie naar rechts en de reactie naar links zijn gelijk

Slide 50 - Quizvraag