1 Je kunt de verschillen uitleggen tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting.
2 Je kunt benoemen dat alle cellen van je lichaam dezelfde erfelijke informatie bevatten.
3 Je kunt uitleggen wat genotype en fenotype zijn.
4 Je kunt de verschillen benoemen tussen mitose en meiose.
5 Je kunt benoemen dat soorten verwant zijn als ze een gemeenschappelijke voorouder hebben.
In de onderbouw heb je al geleerd over onderwerpen die te maken hebben met erfelijkheid en evolutie. Je hebt deze kennis nodig voor dit thema. Wil je snel controleren wat je nog weet? Bekijk dan het voorkennisfilmpje of maak de voorkennistoets.