Steekproef: je stelt een vraag (bijv.) aan een deel van de groep.
Representatief: ?
goede verhouding tussen groepen (jongens/meisjes, regio, leeftijd, achtergrond)
Slide 5 - Tekstslide
4.2 gemiddelde
Gemiddelde van 5, 9 en 10?
Gewogen gemiddelde: cijfers die vaker mee tellen. 6.3 telt 3x mee en 7,0 telt 1x mee.
Gemiddelde uit frequentietabel
Slide 6 - Tekstslide
4.2 gemiddelde
Gemiddelde van 5, 9 en 10?
Gewogen gemiddelde: cijfers die vaker mee tellen. 6.3 telt 3x mee en 7,0 telt 1x mee.
Gemiddelde uit frequentietabel
Slide 7 - Tekstslide
4.2 gemiddelde uit frequentietabel met klassen
150 - < 160 betekent 150 tot 160 (dus 160 zelf niet)
Gebruik het midden van elke klassen: (150+160):2 = 155
Daarna net zoals bij een gewoon frequentietabel
Slide 8 - Tekstslide
4.2 gemiddelde uit frequentietabel met klassen
150 - < 160 betekent 150 tot 160 (dus 160 zelf niet)
Gebruik het midden van elke klassen: (150+160):2 = 155
Daarna net zoals bij een gewoon frequentietabel
Slide 9 - Tekstslide
4.3 Modus en Mediaan
Centrummaten: gemiddelde, modus en mediaan
Stel je hebt een hele rij getallen
1 1 1 1 2 2 2 3 3 3 4 4 4 4 4 5 5
Modus: het getal dat het meest voorkomt -> 4
Is er geen getal die het meest voorkomt? Dan is er geen modus
Mediaan: het middelste getal - > 3
Zijn er twee getallen de middelste? (even aantal getallen) -> neem het gemiddelde van die 2
Slide 10 - Tekstslide
4.3 staafdiagram/tabel (F)
Lees zelf theorie F goed door. Werkt hetzelfde als hiervoor, alleen nu met een extra stap. (bladzijde 193)
Slide 11 - Tekstslide
Aan de slag met de opgaven
Maak: 4.1 t/m 4.3 (Kies je eigen leerroute en lees de vragen zorgvuldig!)
Klaar? Kijk na
Helemaal klaar? Ga verder met 4.4 en 4.5 (extra) / leren
Je gaat rustig aan het werk! Fluisterend overleggen mag
Heb je een vraag: Lees je aantekeningen door, lees de uitleg in het boek en/of overleg op fluistertoon met je buurman / buurvrouw vóór je je vinger opsteekt.