Rekenen


  • klassikaal oefenen van chemisch rekenen
Wat we doen vandaag?
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


  • klassikaal oefenen van chemisch rekenen
Wat we doen vandaag?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De eenheid van moleculaire massa is
A
mol per gram
B
gram per mol
C
kg per mol
D
mol per kg

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken hoeveel mg
0,0023 mol kopersulfaat weegt.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking
(1) Molaire massa van kopersulfaat: 159,7 gram/mol
(2) massa in gram = molaire massa x mol
(3) 159,7 x 0,0023 = 0,37 gram

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In 600 mL van een geconcentreerde zoutzuuroplossing is
255 g HCl(g) opgelost.

Bereken hoeveel mol HCl 1,00 L van deze oplossing bevat.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking
(1) Molaire massa HCl = 36,45 gram per mol
(2) 255 gram HCl = 7,00 mol
(3) 7,00 mol HCl zit in 600 ml
(4) (1000ml/600 ml) x 7,00 = 11, 65 mol

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de massa van
2,3·10^-3 m3 koolstofdioxide.
A
6,4 g
B
2,3 mg
C
4,6 g
D
3,2 mg

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel gram zuurstof ontstaat bij de ontleding van 20,0g water?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking
(1) 2 H2O → 2 H2 + O2
(2) De gegeven stof is water (H2O), de gevraagde stof is zuurstof (O2). 
(3) Voor 1 mol zuurstof is 2 mol water nodig.
(4) m(water) = 20,0g. M(H2O)=18,016g/mol. n=m/M= 20,0/18,016 =1,111mol
(5) Er ontstaat dus 1,111/2= 0,556 mol zuurstof
(6) M(O2) = 32,00 g/mol. m= 0,556 mol*32,00  = 17,8g
(7) check: juiste stoffen gebruikt, juiste eenheid, juiste significantie.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bereiding van soda (Na2CO3) uit steenzout (NaCl) en kalksteen (CaCO3) kan gaat volgens de reactievergelijking:
2 NaCl + CaCO3 → Na2CO3 + CaCl2

Bereken hoeveel kg KALKSTEEN er nodig is voor 100 kg soda.

Slide 10 - Open vraag

94,4kg
Uitwerking
(1) 2 NaCl + CaCO3 → Na2CO3 + CaCl2
(2) De gegeven stof is soda (Na2CO3), de gevraagde stof is kalksteen (CaCO3). 
(3) Voor 1 mol soda is 1 mol kalksteen nodig.
(4) 100 kg = 100.000 g soda en dit komt overeen met 100.000 g / 106 g mol-1 =
943 mol soda.
(5) Er is dus ook 943 mol kalksteen nodig en dit komt overeen met
943 mol ∗ 100,1 g mol-1 = 94.434 g = 94,4 kg kalksteen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bereiding van soda (Na2CO3) uit steenzout (NaCl) en kalksteen (CaCO3) kan gaat volgens de reactievergelijking:
2 NaCl + CaCO3 → Na2CO3 + CaCl2

Bereken hoeveel kg STEENZOUT er nodig is voor 100 kg soda.

Slide 12 - Open vraag

94,4kg
Uitwerkingen
(1) 2 NaCl + CaCO3 → Na2CO3 + CaCl2
(2) De gegeven stof is soda (Na2CO3), de gevraagde stof is steenzout (NaCl). (3) Voor 1 mol soda is 2 mol steenzout nodig.
(4) 100 kg = 100.000 g soda en dit komt overeen met 100.000 g / 106 g mol-1 =
943 mol soda.
(5) Er is dus 2 ∗ 943 = 1886 mol steenzout nodig en dit komt overeen met
1886 mol ∗ 58,44 g mol-1 = 110.218 g = 110 kg steenzout.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bereiding van soda (Na2CO3) uit steenzout (NaCl) en kalksteen (CaCO3) kan gaat volgens de reactievergelijking:
2 NaCl + CaCO3 → Na2CO3 + CaCl2
Bereken hoeveel kg calciumchloride er ontstaat wordt per 100 kg soda.
A
55g
B
105g
C
55kg
D
105kg

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerkingen
(1) 2 NaCl + CaCO3 → Na2CO3 + CaCl2
(2) De gegeven stof is soda (Na2CO3), de gevraagde stof is calciumchloride. (3) Op 1 mol soda wordt 1 mol calciumchloride geloosd.
(4) 100 kg = 100.000 g soda en dit komt overeen met 100.000 g / 106 g mol-1 =
943 mol soda.
(5) Er wordt dus ook 943 mol calciumchloride geloosd en dit komt overeen met 943 mol ∗ 111 g mol-1 = 104.673 g = 105 kg calciumchloride.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies