In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets Th2B/C
Afspraken:
- Zelfstandig
-Individueel
-Niet roepen/schreeuwen tijdens de toets
Slide 1 - Tekstslide
In welke eeuw was de Tijd van Burgers en Stoommachines?
A
17e eeuw
B
18e eeuw
C
19e eeuw
D
20e eeuw
Slide 2 - Quizvraag
Welk samenlevingstype ontstaat in de tijd van burgers en stoommachines?
A
De autarkische samenleving
B
De industriële samenleving
C
De landbouwstedelijke samenleving
D
Samenleving van jagers en verzamelaars
Slide 3 - Quizvraag
Wat is een van de belangrijkste uitvindingen in de industriële revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector
Slide 4 - Quizvraag
Sleep de kenmerken naar de juiste samenleving
Industriële samenleving
Landbouw samenleving
In steden zijn handel en nijverheid belangrijk
In steden zijn industrie en diensten belangrijk
Meer dan de helft van de bevolking woont in de stad
Meer dan de helft van de bevolking woont op het platteland
Slide 5 - Sleepvraag
Waarom werd Willem I gevraagd om koning van Nederland te worden? Kies het juiste antwoord.
A
Dat was om de Fransen tevreden te maken. Lodewijk Napoleon was weg, maar de Fransen hadden nog steeds veel macht. En met Willem I konden de Fransen het goed vinden.
B
Hij was al eerder koning van Nederland geweest, dus hij had ervaring.
C
Willem I was een vriendelijke, intelligente man. Iemand die met eigenschappen zou waarschijnlijk een goede koning worden, hoopte men.
D
Hij was de zoon van de laatste stadhouder. Zijn vader was dus de laatste man die, voor de Fransen kwamen, de baas was geweest in ons land.
Slide 6 - Quizvraag
Waarom wilden de Belgen onafhankelijk worden van Nederland?
Slide 7 - Open vraag
Halverwege de Tijd van burgers en stoommachines, in 1848, schreef Thorbecke de nieuwe grondwet. Waren deze gebeurtenissen eerder, of later?
Nederland erkent België als onafhankelijk land
A
Eerder
B
Later
Slide 8 - Quizvraag
Halverwege de Tijd van burgers en stoommachines, in 1848, schreef Thorbecke de nieuwe grondwet. Waren deze gebeurtenissen eerder, of later?
Kinderwetje van Van Houten:
A
Eerder
B
Later
Slide 9 - Quizvraag
Halverwege de Tijd van burgers en stoommachines, in 1848, schreef Thorbecke de nieuwe grondwet. Waren deze gebeurtenissen eerder, of later?
Algemeen kiesrecht voor mannen én vrouwen:
A
Eerder
B
Later
Slide 10 - Quizvraag
Halverwege de Tijd van burgers en stoommachines, in 1848, schreef Thorbecke de nieuwe grondwet. Waren deze gebeurtenissen eerder, of later?
Nederland erkent België als onafhankelijk land
A
Eerder
B
Later
Slide 11 - Quizvraag
Halverwege de Tijd van burgers en stoommachines, in 1848, schreef Thorbecke de nieuwe grondwet. Waren deze gebeurtenissen eerder, of later?
Het cultuurstelsel wordt ingevoerd:
A
Eerder
B
Later
Slide 12 - Quizvraag
Je ziet vier gebeurtenissen die te maken hebben met politiek. Zet ze in de juiste volgorde.
Begin met de gebeurtenis die het langst geleden is.
België wordt onafhankelijk
Willem l wordt koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Algemeen kiesrecht voor mannen
Kinderwetje van van Houten wordt ingevoerd
1
2
3
4
Slide 13 - Sleepvraag
Kies bij elke gebeurtenis het juiste jaartal.
1839
1900
1919
1830
- Tussen Haarlem en Amsterdam gaat de eerste stoomtrein van ons land rijden:
- De leerplicht wordt ingevoerd:
- Er komt algemeen kiesrecht voor vrouwen:
- In Nederlands-Indië wordt het cultuurstelsel ingevoerd:
Slide 14 - Sleepvraag
Wie is of zijn koning geweest van het hele gebied dat op de kaart gekleurd is?
A
Willem l en Willem ll ook
B
Willem l wel en Willem ll niet
C
Willem l niet en Willem ll wel
D
Willem l en Willem ll niet
Slide 15 - Quizvraag
Sleep het juiste begrip naar elk van de zinnen.
Volksvertegenwoordiging
Urbanisatie
Imperialisme
Politieke Partij
Groei van steden doordat meer mensen in de stad gaan wonen:
Groep mensen met dezelfde politieke ideeën die invloed wil op de overheid en meedoet aan verkiezingen:
Groep mensen die door het volk is gekozen als bestuur van het land:
Macht en aanzien van je land groter maken door meer gebieden te veroveren:
Slide 16 - Sleepvraag
Wat gebeurt er als een arbeider gaat klagen over de werkomstandigheden?
Slide 17 - Open vraag
Bij welke groep hoort Aletta Jacobs?
A
Socialisten
B
Liberalen
C
Feministen
D
Arbeiders
Slide 18 - Quizvraag
Bij welke groep hoort Thorbecke?
A
Socialisten
B
Liberalen
C
Feministen
D
Arbeiders
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de beste uitleg van het begrip liberalen? Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in de negentiende eeuw meer invloed op het bestuur wilden. Liberalen willen dat de overheid zich zo min mogelijk met de samenleving bemoeit. Ze willen gelijkheid, en hulp voor iedereen die het moeilijk heeft.
B
Mensen die in de negentiende eeuw meer invloed op het bestuur wilden. Liberalen willen dat de overheid zich zoveel mogelijk met de samenleving bemoeit. Ze willen vrijheid, en hulp voor iedereen die het moeilijk heeft.
C
Mensen die in de negentiende eeuw meer invloed op het bestuur wilden. Liberalen willen dat de overheid zich zoveel mogelijk met de samenleving bemoeit. Ze willen gelijkheid en eigen verantwoordelijkheid voor iedereen.
D
Mensen die in de negentiende eeuw meer invloed op het bestuur wilden. Liberalen willen dat de overheid zich zo min mogelijk met de samenleving bemoeit. Ze willen vrijheid en eigen verantwoordelijkheid voor iedereen.
Slide 20 - Quizvraag
Lees de tekst en de drie reacties op de tekst. Kies daarna welke reactie bij de liberalen past, en welke bij de socialisten.
Een onderzoeker vertelde aan een groep politici: “Ouders porren hun kinderen in de ochtend wakker en krijgen ze diep in de avond uitgeput terug. Ze zien hen ziek en kreupel worden, of op jonge leeftijd sterven. En ze laten dit allemaal toe, omdat ze anders verhongeren.”
(Bron: verslag van een Brits parlementair onderzoek uit 1832.)
Socialisten
Liberalen
A “Dat is verschrikkelijk! De overheid moet hier iets aan doen!”
B “Dat is verschrikkelijk! Die ouders moeten snel een oplossing zoeken voor hun problemen!”
Slide 21 - Sleepvraag
Waarom wilden veel liberalen dat de overheid de vieze arbeiderswijken in de steden schoon ging maken? Liberalen vonden dat mensen zoveel mogelijk hun eigen problemen moesten oplossen. De overheid moest zo weinig mogelijk doen. Waarom wilden ze dan tóch dat de overheid de arbeiderswijken ging schoonmaken? Kies het juiste antwoord.
A
Ze zijn bang dat er besmettelijke ziekten uitbreken en dat zij dan ook zelf ziek worden.
B
Ze schamen zich voor de rommel op straat.
C
Ze maken zich zorgen over milieuvervuiling in de stad.
D
Ze leren de arbeiders beter kennen en willen hen helpen.
Slide 22 - Quizvraag
Lees de cijfers. Maak daarna de zinnen af door steeds het juiste antwoord te kiezen. Jaar – Aantal inwoners van Amsterdam 1810 - 180.000 1900 - 520.000 1930 - 757.000
Tussen 1810 en 1930 was er in Amsterdam wel/geen sprake van urbanisatie. Deze ontwikkeling past wel/geen bij de industriële revolutie.
Slide 23 - Open vraag
Welke wet is géén sociale wet?
A
De wet waarmee leerplicht werd ingevoerd (1900).
B
De woningwet (1901).
C
De wet die ondernemers toestaat bedrijven te beginnen in Indië (1870).
D
De wet die regelde dat een werkdag maximaal acht uur mocht duren.
Slide 24 - Quizvraag
Je ziet een foto van meisjes die in een sigarenfabriek werken. De foto is gemaakt in 1890, in Eindhoven. Welke zin is juist?
A
Vier jaar nadat de foto gemaakt werd, werd het Kinderwetje ingevoerd.
B
De foto bewijst dat het Kinderwetje niet zorgde dat er geen kinderarbeid meer voorkwam.
C
De foto bewijst dat kinderarbeid heel erg is: deze meisjes horen op school te zitten!
D
De foto is in Noord-Brabant gemaakt. Dat moet ook wel, want dat was de enige provincie waar in 1890 nog kinderarbeid voorkwam.
Slide 25 - Quizvraag
De foto is gemaakt in Engeland, in 1908. Welke persoon uit dit hoofdstuk zou het eens zijn met de dames op de foto? Let op: Vul de voornaam én de achternaam in van de persoon.
Slide 26 - Open vraag
De stoommachine werd als eerste ingezet in de:
A
Mijnbouw
B
Textielindustrie
C
Vliegtuigbouw
D
Autoindustrie
Slide 27 - Quizvraag
⇒Wat was een gevolg van de industrialisatie in Nederland?
A
een afname van de stedelijke bevolking
B
een toename van het aantal fabrieksarbeiders
C
het verdwijnen van de landbouw
D
een toename van de huisnijverheid
Slide 28 - Quizvraag
Een tekenaar maakte deze spotprent naar aanleiding van het aannemen van de Leerplichtwet (1900).
In 1900 ging nog altijd 10% van de kinderen tussen de zes en twaalf jaar niet naar school.
⇒Wat was volgens de tekenaar een belangrijke reden voor het niet naar school gaan van deze groep?
Gebruik de bron
A
De kinderen van rijke ouders konden al lezen, rekenen en schrijven.
B
De kinderen wilden niet naar school omdat het thuis veel leuker was.
C
Er waren ouders die kinderen lieten werken omdat ze het loon nodig hadden.
D
Er waren te weinig scholen om alle kinderen les te geven.
Slide 29 - Quizvraag
Een bewering over werken in de fabriek in de 19e eeuw
Het werken in de fabriek was zwaar en gevaarlijk. Toch maakte de regering niet direct wetten met strenge veiligheidsvoorschriften.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist
Slide 30 - Quizvraag
⇒Wanneer hadden arbeiders de grootste kans op succes tijdens een staking?
A
1. De arbeiders werkten goed met elkaar samen.
2. De fabrikanten werkten slecht met elkaar samen.
B
1. De arbeiders werkten goed met elkaar samen.
2. De fabrikanten werkten goed met elkaar samen.
C
1. De arbeiders werkten slecht met elkaar samen.
2. De fabrikanten werkten slecht met elkaar samen.
D
1. De arbeiders werkten slecht met elkaar samen.
2. De fabrikanten werkten goed met elkaar samen.
Slide 31 - Quizvraag
Het loon van de arbeiders was laag.
⇒Staat in de volgende zin hiervan een oorzaak of gevolg?
De fabrikant wil zo veel mogelijk winst maken.
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 32 - Quizvraag
Het loon van de arbeiders was laag.
⇒Staat in de volgende zin hiervan een oorzaak of gevolg?
Slecht en eentonig voedsel
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 33 - Quizvraag
Vakbonden konden de situatie van de arbeiders wél verbeteren.
⇒Welke uitdrukking past het best bij de manier waarop vakbonden werken?
A
Drie tegen één is gemeen.
B
Ieder voor zich.
C
Samen staan we sterk.
Slide 34 - Quizvraag
Wat is Passief Kiesrecht?
A
Het recht om bij de verkiezingen op iemand te stemmen.
B
Het recht om je verkiesbaar te stellen.
Slide 35 - Quizvraag
Hoe werden besmettelijke ziektes tegen gehouden?
A
Niet
B
Door de arbeidsbuurten schoner te maken
C
Door huisvuil in de grachten te laten gooien.
D
Door arbeidsbuurten te sluiten en de mensen te laten verhuizen.
Slide 36 - Quizvraag
Ik weet welk deel van de leerstof ik nog extra moet leren