Werken met wetenschappelijke notatie

Werken met wetenschappelijke notatie
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werken met wetenschappelijke notatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je werken met wetenschappelijke notatie.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel van de les en vertel de leerlingen wat ze kunnen verwachten van de les.
Wat weet je al over wetenschappelijke notatie?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is wetenschappelijke notatie?
Wetenschappelijke notatie is een manier om grote of kleine getallen op een compacte manier op te schrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Definieer wetenschappelijke notatie en leg uit wanneer het gebruikt wordt.
De basisregels
De basisregels van wetenschappelijke notatie zijn: het eerste getal moet tussen 1 en 10 liggen en de exponent geeft aan hoeveel plaatsen de komma opschuift.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit wat de basisregels zijn en geef een aantal voorbeelden.
Praktijkvoorbeeld
Schrijf 0,000025 in wetenschappelijke notatie.

Slide 6 - Tekstslide

Laat de leerlingen het voorbeeld uitwerken en bespreek de uitkomst.
Voordelen van wetenschappelijke notatie
Wetenschappelijke notatie maakt het makkelijker om grote of kleine getallen te vergelijken en te berekenen.

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit wat de voordelen zijn van werken met wetenschappelijke notatie.
Oefening
Schrijf 12.500 in wetenschappelijke notatie.

Slide 8 - Tekstslide

Geef de leerlingen tijd om de oefening uit te werken en bespreek de uitkomst.
Toepassingen
Wetenschappelijke notatie wordt veel gebruikt in de wetenschap en de technologie, bijvoorbeeld in de astronomie en de natuurkunde.

Slide 9 - Tekstslide

Laat de leerlingen zien waar wetenschappelijke notatie gebruikt wordt in de praktijk.
Samenvatting
Wetenschappelijke notatie is een handige manier om grote of kleine getallen op een compacte manier op te schrijven. Het eerste getal moet tussen 1 en 10 liggen en de exponent geeft aan hoeveel plaatsen de komma opschuift.

Slide 10 - Tekstslide

Herhaal de belangrijkste punten van de les en beantwoord eventuele vragen van de leerlingen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.