Supportmodule - vragen beantwoorden / formuleren V5

Vragen beantwoorden en formuleren


Doel: je weet aan het einde van de les waar je op moet letten bij het beantwoorden van vragen, brongebruik en formulering. 

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vragen beantwoorden en formuleren


Doel: je weet aan het einde van de les waar je op moet letten bij het beantwoorden van vragen, brongebruik en formulering. 

Slide 1 - Tekstslide

De toets begint met een opgave met drie vragen. Wat zijn de dingen die je doet voordat je een antwoord opschrijft?

Slide 2 - Open vraag

1. Lees eerst de titel van de opgave, kijk dan naar de bronnen en wat voor bronnen het zijn en ga dan pas beginnen met de eerste vraag.

2. Het aantal punten dat je kan halen geeft een indicatie van wat er verwacht wordt. 

3. Als er om twee redenen / voorbeelden gevraagd wordt, noteer dan eerst twee streepjes of nummers

4. Bekijk of er woorden in de vraag zijn die je moet laten terugkomen in je antwoord. 

Slide 3 - Tekstslide

Het explosieve karakter van de Vesuvius (Italië) heeft veel te maken met de taaie lava die deze vulkaan produceert.
Leg uit hoe de taaie lava een explosieve uitbarsting veroorzaakt. (2p)

Slide 4 - Open vraag

Antwoord
• de taaie lava de kraterpijp(en) verstopt (oorzaak), 
• waardoor de druk in de vulkaan zeer hoog wordt en er een explosieve uitbarsting volgt (gevolg).

Komen de juiste woorden terug in jouw antwoord?



Slide 5 - Tekstslide

1. Wees specifiek! Als bijvoorbeeld gevraagd wordt naar een reden waarom er tropisch regenwoud bij de evenaar groeit, schrijf dan niet alleen “temperatuur” op, maar "de gemiddelde temperatuur is hoog / het hele jaar boven 18 gr. C."
2. Vermijd vage verwijswoorden zoals 'het', 'ze', 'die', omdat dan soms niet duidelijk is waar je het over hebt. 

3. Schrijf altijd een antwoord op. In een ‘onzinverhaal’ kunnen ook goede elementen zitten.

Slide 6 - Tekstslide

Beredeneer welke invloed de verdeling van de bevolking over de verschillende leeftijden heeft op de voedselzekerheid. (3p)

Slide 7 - Open vraag

Antwoord
• De leeftijdsgroepen zijn heel ongelijk verdeeld in Ethiopië: er zijn heel veel kinderen. 
• Kinderen kunnen niet bijdragen aan de voedselproductie, maar hebben wel voedsel nodig. 
• Dus beïnvloedt een heel jonge bevolking de voedselzekerheid negatief. 

Slide 8 - Tekstslide

Brongebruik
1. Bekijk de titel en de legenda van de bron zorgvuldig.
2.  Benoem wat je in de bron afleest/ziet, soms levert dit al een punt op. Gebruik daarbij de terminologie uit de bron.
3. Welke gegevens heb je nodig om het antwoord te geven? Bekijk alle bronnen en bepaal welke bron je nodig hebt voor de vraag. Als er staat “Gebruik bron ...”, verwijs dan ook naar gegevens in de bron bij je beantwoording!

Slide 9 - Tekstslide

Brongebruik
1. Bekijk de titel en de legenda van de bron zorgvuldig.
2.  Benoem wat je in de bron afleest/ziet, soms levert dit al een punt op. Gebruik daarbij de terminologie uit de bron.
3. Welke gegevens heb je nodig om het antwoord te geven? Bekijk alle bronnen en bepaal welke bron je nodig hebt voor de vraag. Als er staat “Gebruik bron ...”, verwijs dan ook naar gegevens in de bron bij je beantwoording!

Slide 10 - Tekstslide

OEFENVRAGEN
Open de oefenopgave 'De Alpine gebergtegordel' op classroom. Je ziet de vragen en de bronnen daaronder. 

De antwoorden noteer je zo direct in deze lessonup.

Slide 11 - Tekstslide

Gebruik GB 181. De bodem in grote delen van Ethiopië is vrij onvruchtbaar, maar in een strook van Zuid tot Noordoost Ethiopië vind je juist heel vruchtbare bodems. Beredeneer hoe dit komt. (2p)

Slide 12 - Open vraag

Antwoord
• In dat gebied ligt een rift(zone) / divergente plaatgrens / vindt vulkanisme plaats, 
• vulkanisch as / vulkanische gesteenten bevatten veel mineralen / zijn heel vruchtbaar. 

Slide 13 - Tekstslide

Gebruik nogmaals GB 181 en evt. andere kaarten. Beredeneer waardoor het verschil in neerslag in Ethiopië tussen januari en juli wordt veroorzaakt. (2p)

Slide 14 - Open vraag

Antwoord
• Door het jaar heen verschuift de ITCZ / het lagedrukgebied,
• en bij lagedrukgebieden kan door stijgende lucht neerslag ontstaan / bij hogedrukgebieden ontstaat door dalende lucht droogte. 

Slide 15 - Tekstslide

Eén van de problemen waar Ethiopische boeren mee te maken hebben is bodemerosie. Geef twee kenmerken van het midden, Noorden en Westen van Ethiopië die er samen voor zorgen dat de kans op bodemerosie groot is. (2p)

Slide 16 - Open vraag

Antwoord
De juiste kenmerken zijn:
• de grote hoogteverschillen / de steile hellingen / het grote reliëf in het Ethiopisch hoogland. 
• de (grote) hoeveelheid neerslag / de hoge neerslagintensiteit.

Slide 17 - Tekstslide