media herhaling
1 / 25
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Bij communicatie:
A
ben je altijd zelf de zender
B
wordt informatie doorgegeven
C
is de zender altijd onbekend
D
moet je altijd iets zeggen
Slide 3 - Quizvraag
Wat is GEEN voorbeeld van communicatie?
A
StukTV zet een nieuwe video online
B
Op weg naar school zie je dat de supermarkt nieuwe aanbiedingen heeft.
C
Vader geeft moeder een boodschappenlijstje mee.
D
Je hebt het koud en zet de verwarming aan.
Slide 4 - Quizvraag
Bij communicatie is er altijd sprake van een..... en een.....?
A
Prater en ontvanger
B
Zender en ontvanger
C
Geheime zender en radio
Slide 5 - Quizvraag
Wat is verbale communicatie?
A
Communicatie met woorden
B
Communicatie met handgebaren
C
Communicatie met oogcontact
D
Communicatie met lichaamstaal
Slide 6 - Quizvraag
non-verbale communicatie
A
Geen communicatie
B
Communicatie zonder woorden.
C
Zo goed als.
D
Ergens achter komen.
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van verbale communicatie?
A
Praatje maken
B
Je vinger opsteken
C
Knikken
D
Blozen
Slide 8 - Quizvraag
Wat is GEEN kenmerk van massacommunicatie?
A
De informatie is openbaar
B
De communicatie is direct
C
De communicatie is meestal eenzijdig
D
Er is weinig persoonlijk contact tussen zender en ontvanger
Slide 9 - Quizvraag
Bij massacommunicatie is er altijd:
A
1 zender en 1 ontvanger
B
1 zender en meerdere ontvangers
C
2 zenders en een ontvanger
D
1 zender en 2 ontvangers
Slide 10 - Quizvraag
Wat zijn media?
A
Elektronische apparaten
B
Middelen om te communiceren
C
Apps zoals Instagram en SnapChat
D
Radio- en televisiezenders
Slide 11 - Quizvraag
Wat is geen functie van media?
A
informatie
B
educatie
C
meningsvorming
D
discussies oplaaien
Slide 12 - Quizvraag
Kwaliteitskranten en populaire kranten staan hieronder door elkaar. Wat zijn twee populaire kranten?
A
Trouw en de Volkskrant.
B
NRC en De Telegraaf.
C
NRC en het AD.
D
De Telegraaf en het AD.
Slide 13 - Quizvraag
Wat betekent censuur?
A
persvrijheid
B
alle berichten worden te voren gecontroleerd.
C
mensen die wetten invoeren
Slide 14 - Quizvraag
Kwaliteitskranten zijn kranten die ...
A
zich richten op sensationeel nieuws
B
geven uitgebreide achtergrond info
C
verschijnen een paar keer per maand
D
hebben dezelfde kenmerken
Slide 15 - Quizvraag
Wat is privacy
A
dat je dingen voor jezelf mag houden
B
dat je je aan de regels moet houden
C
dat je je veilig moet kunnen voelen
Slide 16 - Quizvraag
Wat zijn drie reclame trucjes?
A
Standbeelden, Cookies, Onbekende mensen
B
Bekende mensen, gevoelens, ideaalbeelden
C
Onbekende mensen, gevoelens, radio.
D
Magie, bekende mensen, gevoelens.
Slide 17 - Quizvraag
Bij een ... omroep zie je minder reclame.
A
Commerciële
B
Publieke
Slide 18 - Quizvraag
In de mediawet staan regels waarin bv kinderen worden beschermd tegen reclame
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de amusementsfunctie van media?
A
Je krijgt informatie
B
Je leert de waarden en normen van je land
C
Je vermaakt je ermee en je hebt er plezier van
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van media met een controlefunctie?
A
Het journaal
B
Een talkshow
C
Een reclameblok
D
Een soapserie
Slide 21 - Quizvraag
Er zijn publieke media en commerciële media. De commerciële media verdienen hun geld met reclame.
A
Dat is niet waar
B
Dat is waar
Slide 22 - Quizvraag
Populaire kranten zijn kranten die ...
A
zich richten op sensationeel nieuws
B
geven uitgebreide achtergrond info
C
verschijnen een paar keer per maand
D
hebben dezelfde kenmerken
Slide 23 - Quizvraag
In een ... is er persvrijheid
A
Dictatuur
B
Democratie
Slide 24 - Quizvraag
Persvrijheid is het recht van de nieuwsmedia om alles te schrijven/uit te zenden wat ze willen.
A
Dat is niet waar
B
Dat is waar
