Grammatica zinsdelen MV en BWB

Welkom bij Nederlands
Brugklas havo/vwo
Grammatica zinsdelen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands
Brugklas havo/vwo
Grammatica zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Leerdoelen
- Korte herhaling pv, zinsdelen, ow, wg en lv
- Uitleg meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling
- Oefenen ontleden

Slide 2 - Tekstslide

Welke zinsdelen zijn juist benoemd:
De politie heeft op de A2 veel boetes uitgedeeld.
A
De politie = ow
B
heeft uitgedeeld = pv
C
op de A2 = lv
D
veel boetes = lv

Slide 3 - Quizvraag

Maak zinsdelen en sleep ze naar de juiste plek. 
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Ik
maak
straks
mijn
opdrachten
wel

Slide 4 - Sleepvraag

Thimo geeft een cadeau aan zijn vriendin. 

Slide 5 - Tekstslide

PV, OW, LV, MV?
Thimo geeft een cadeau aan zijn vriendin. 
De dierenverzorger heeft bamboe aan de babypanda gegeven.
De ober heeft de gasten de menukaart gegeven.
Wie heeft de koekjes op het aanrecht gezet?



Slide 6 - Tekstslide

Uitleg meewerkend voorwerp
In een zin met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp (mv) staan. Het mv geeft aan voor wie/wat iets bestemd is. 
Het mv hoort vaak bij woorden die iets 'vertellen' of 'geven'.  

| Mama | heeft | mijn zusje | een groot cadeau | toegestuurd.|
       ow      pv/wg         mv                       lv                                   wg

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg meewerkend voorwerp
Let op
- Het mv kan beginnen met aan of voor, maar dit hoeft niet. Als het zinsdeel niet met aan of voor begint, kan je het er vaak voor denken. Als aan of voor wél in de zin staat, kun je het weglaten. 
- Het meewerkend voorwerp is meestal een levend wezen of instantie (organisatie/dienst). 

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg meewerkend voorwerp
Voorbeelden:

- | Julia en Kim | gaven | een cadeautje | aan hun moeder.|
- | Ik | vroeg | het (aan) haar.|
- | Mijn vriend | geeft | de poes en de hond | hun eten.|
- | Zij | laat | al haar geld | na | aan goede doelen.|

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag! MV? LV?
  1. Heeft Thirza aan haar zusje een boek gegeven?
  2. Na een jaar verkering schonk Nick zijn vriendin een zilveren ring.
  3. De ijscoman heeft op de hoek van de straat ijsjes uitgedeeld aan de buurtkinderen.
  4. De actrice liet haar nieuwe oorbellen aan haar collega zien.
  5. Aan de kant van de weg stond een eenzame lifter. 

Slide 11 - Tekstslide

Heeft Thirza aan haar zusje een boek gegeven?
timer
1:00

Slide 12 - Open vraag

2. Na een jaar verkering schonk Nick zijn vriendin een zilveren ring.

Slide 13 - Open vraag

3. De ijscoman heeft op de hoek van de straat ijsjes uitgedeeld aan de buurtkinderen.

Slide 14 - Open vraag

De actrice liet haar nieuwe oorbellen aan haar collega zien.

Slide 15 - Open vraag

Aan de kant van de weg lag een wolf te slapen.

Slide 16 - Open vraag

MV LV
  1. Heeft Thirza aan haar zusje een boek gegeven?
  2. Na een jaar verkering schonk Nick zijn vriendin een zilveren ring.
  3. De ijscoman heeft op de hoek van de straat ijsjes uitgedeeld aan de buurtkinderen.
  4. De actrice liet haar nieuwe oorbellen aan haar collega zien.
  5. Aan de kant van de weg stond een eenzame lifter. 

Slide 17 - Tekstslide

Benoem het mv:
Bij de opening van de schouwburg hebben ze alle bezoekers een drankje aangeboden.
A
Bij de opening van de schouwburg
B
ze
C
alle bezoekers
D
een drankje

Slide 18 - Quizvraag

Benoem het mv:
Hem geef ik niets.
A
Hem
B
geef
C
ik
D
niets

Slide 19 - Quizvraag

Oefenen MV
Pas de theorie toe en maak de volgende opdrachten:
- Paragraaf 9: opdracht 1, 2, 3, 4 bladzijde 220-221.

Lastig? Extra oefenen in De Brug op Nieuw Nederlands online.
Goed in ontleden? Sla opdr.  3 over, maak 1, 2, 4, 5 en 6. Ga verder met paragraaf 11. 
timer
4:00

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Paragraaf 9: opdracht 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bladzijde 220-221.

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Werk aan opdracht 1, 2, 3, 4, 5 en 6 
Waar vind ik die? Paragraaf 9 MV: bladzijde 220-221.
Tijd? 10 minuten
Hulpmiddelen? Boek, schrift en pen. Geen laptop.
Wat doen we na afloop? 5 mensen krijgen een beurt. 
Wat als ik klaar ben? Ga verder met paragraaf 11
Niet klaar? Thuis verder werken aan theorie en opdrachten.

Slide 22 - Tekstslide

Oefenen met ontleden
Belangrijk: check voordat je besluit of je het benoemen van zinsdelen lastig of gemakkelijk vindt, hoe goed je daadwerkelijk kan ontleden. (80% beheersingsgraad - zonder verbeteren)

mv: https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-meewerkend-voorwerp/


Slide 23 - Tekstslide

Leerdoelen
- Ik kan het meewerkend voorwerp in zinnen vinden.
- Ik kan de bijwoordelijke bepaling in zinnen vinden. 

Slide 24 - Tekstslide

Uitleg bijwoordelijke bepaling 
Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft extra informatie in een zin. Vaak kun je deze informatie weglaten. Een bwb geeft antwoord op vragen als: Hoe?, Hoelang?, Hoever?, Waar?, Waardoor?, Waarheen?, Waarom?, Waarover? en Wanneer?

Vb: Waarom | heeft | Cis | zoveel troep | in de garage | staan.|
            bwb       pv/wg    ow            lv                       bwb                  wg

Slide 25 - Tekstslide

Uitleg bijwoordelijke bepaling
Let op
- Alle vraagwoorden waarmee je een bwb kan vinden, zijn ook bwb! (Waar, wanneer, waarom, hoe etc.)
- Woorden die een zekerheid/onzekerheid aangeven zijn ook bwb: niet, wel, misschien, absoluut, natuurlijk, waarschijnlijk etc.
- In een zin kunnen één, geen of meerdere bwb voorkomen. 

Slide 26 - Tekstslide

Uitleg bijwoordelijke bepaling
Zo vind je bijwoordelijke bepalingen:
1. Zoek de persoonsvorm en deel de zin op in zinsdelen. 
2. Benoem het ow, wg, lv en mv. 
3. Bekijk welke zinsdelen nog over zijn. Geven deze zinsdelen antwoord op vraagwoorden, zoals Hoe?, Hoe lang?, Wanneer?, 
Waar?, Waardoor?, Waarom? Ja? Dan is het een bwb. 
           Let op: gebruik geen Wie? of Wat? !

Slide 27 - Tekstslide

Bedenk een aantal groepen woorden die een bwb zouden kunnen vormen.

Slide 28 - Woordweb

Wie/wat is de bwb:
Waar heb je die broek gekocht?
A
Waar
B
heb
C
je
D
die broek

Slide 29 - Quizvraag

Voorbeeldzinnen met bwb
  1. 's Morgens brengt Koen zijn broertje naar school. 
  2. Simon heeft eindelijk een afspraak met Kees durven maken.
  3. Gisteren ben ik om 07:00 uur opgestaan.
  4. Na de nederlaag gingen de spelers zo snel mogelijk naar de kleedkamer.
  5. In de pauze renden de leerlingen zo hard mogelijk naar buiten.
  6. Over drie weken hebben we vakantie. 

Enkele bwb zijn niet onderstreept. Schrijf op welke.

Slide 30 - Tekstslide

Wie/wat is de bwb?

Na afloop van het debat moesten leerlingen helpen bij het opruimen van de stoelen.
A
Na afloop van het debat
B
moesten helpen
C
leerlingen
D
bij het opruimen van de stoelen

Slide 31 - Quizvraag

Wie/wat is de bwb?
In deze rustige week voor Pasen gaan we een paar dagen naar de Ardennen.
A
In deze rustige week voor Pasen
B
een paar dagen
C
naar de Ardennen
D
geen bwb

Slide 32 - Quizvraag

Oefenen bwb
Pas de theorie toe en maak de volgende opdrachten:
- Paragraaf 11: opdracht 1, 2, 3, 4 en 5 bladzijde 224-225.

Lastig? Extra oefening in De Brug op Nieuw Nederlands online.
Goed in ontleden? Sla opdr. 1 en 3 over, maak opdr. 2, 4 en 5. Maak een zelftest op cambiumned.nl om te checken of je alle zinsdelen voldoende snapt. 

Slide 33 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Paragraaf 9: opdracht 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bladzijde 220-221.

Slide 34 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Werk aan opdracht 1, 2, 3, 4 en 5.
Waar vind ik die? Paragraaf 11 BWB: bladzijde 224-225. 
Tijd? 10 minuten
Hulpmiddelen? Boek, schrift en pen. Geen laptop.
Wat doen we na afloop? 5 mensen krijgen een beurt. 
Wat als ik klaar ben? Ga verder met paragraaf 11.
Niet klaar? Thuis verder werken aan theorie en opdrachten.

Slide 35 - Tekstslide

Oefenen met ontleden
Belangrijk: check voordat je besluit of je het benoemen van zinsdelen lastig of gemakkelijk vindt, hoe goed je daadwerkelijk kan ontleden. (80% beheersingsgraad - zonder verbeteren)

bwb: https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-bijwoordelijke-bepaling/

Slide 36 - Tekstslide

Meten = weten
Kijk je opdrachten goed na!

Slide 37 - Tekstslide

Check lesdoelen
Maak in de volgende volgorde een zin:

 bwb – pv/wg – ow – lv – bwb – wg – wg.

Slide 38 - Tekstslide

Tip
Stappenplan: 
1. Zoek de pv. Verander de zin van tijd of getal. 
2. Deel de zin op in zinsdelen. Hussel de zin. 
3. Zoek het onderwerp. Wie/wat + pv?
4. Zoek het werkwoordelijk gezegde. Alle werkwoorden in de zin.
5. LV - MV - BWB 
.....

Slide 39 - Tekstslide