3H- lezen blok 1 (=herhaling)

Welkom!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les
Even je kennis opfrissen--> leesvaardigheid

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
--> 10 minuten voor een opdracht, dan met elkaar nakijken 
blok 1, opdr. 1 blz. 29

PO leesautobiografie: wie/wat/waarom/waar?

Slide 3 - Tekstslide

- je mag alleen werken of samenwerken in tweetallen

- geluidsniveau: fluisteren

Klaar? Ga alvast verder met de andere opdrachten (zie SW)
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Lezen blok 1
= herhaling....

dus... even opfrissen!

Slide 5 - Tekstslide

Lezen blok 1



Opdracht 1 op bladzijde 29 --> even de belangrijkste eruit pikken

Maken we even met elkaar! Schrijf dus mee...

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 1
Vier manieren om een tekst in te leiden?

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 1
Vier manieren om een tekst in te leiden?

  1. door één of meerdere vragen te stellen;
  2. een kort grappig verhaaltje te vertellen;
  3. door een deskundige voor te stellen;
  4. het onderwerp aan te kondigen;
  5. de aanleiding voor het schrijven van de tekst te noemen.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 2
Manieren om een tekst af te sluiten?


Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 2
Manieren om een tekst af te sluiten?

  1. door een conclusie te trekken;
  2. door een samenvatting te geven;
  3. door een advies, aanbeveling te geven;
  4. door antwoord te geven op de in de inleiding gestelde vragen.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 3
Vier verbindingsmanieren voor de alinea's in het middenstuk?

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 3
Vier verbindingsmanieren voor de alinea's in het middenstuk?

  1. door het gebruik van een signaalwoord (maar, ten eerste, verder, enz..)
  2.  door herhaling (woorden uit vorige alinea worden herhaald-->soms in andere woorden)
  3.  door overgangszinnen met een verwijzing (begin alinea, verwijswoord als die/dat/deze/hiermee/zulke, enz.)
  4.  door aankondigende zinnen (eind v/d alinea--> wat komt er aan)

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 4
Op welke plaats staat de kernzin van een alinea (meestal)?

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 4
Op welke plaats staat de kernzin van een alinea (meestal)?

Meestal staat de kernzin aan het begin of aan het eind van de alinea.

Kernzin= de belangrijkste informatie

Slide 14 - Tekstslide

5) De kernzin kan de tweede zin van de alinea zijn, of kan in het midden van de alinea staan. Ook kunnen er twee kernzinnen zijn of kan een kernzin ontbreken.

6) De rest van de alinea bestaat uit toelichting en/of voorbeelden.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 7
Wat wordt bedoeld met de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 7
Wat wordt bedoeld met de hoofdgedachte van een tekst?

De hoofdgedachte van een tekst geeft antwoord op de vraag: "Wat is het belangrijkste wat er in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?"

Kenmerken: nooit een vraag, 1 a 2 zinnen max., staat in inleiding of slot. 

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 8
Tekstdoel van uiteenzettende tekst:

Tekstdoel van betogende tekst:

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 8
Tekstdoel van uiteenzettende tekst: uitleg geven
Verschil met informeren: bij informeren krijg je alleen iets nieuws te horen, geen uitleg

Tekstdoel van betogende tekst: overtuigen

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 9
tekstsoorten van uiteenzettende tekst:

tekstsoorten van betogende tekst:

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 9
tekstsoorten van uiteenzettende tekst:
schoolboek, handleiding, recept, achtergrondartikel in de krant

tekstsoorten van betogende tekst:
recensie, commentaar, column, ingezonden brief


Slide 21 - Tekstslide

10) bij de aansporende of activerende tekstsoort
11) Een objectieve tekst. Je kunt de mening van die persoon of personen nagaan in andere bronnen of het vragen. Het gaat niet om de mening van de schrijver
12) a maar: verband uitspraak-tegenstelling
 b om … te: verband middel-doel
 c omdat : verband uitspraak-reden
 b doordat: verband oorzaak-gevolg

Slide 22 - Tekstslide

Voor thuis/daltonuur

- Verder met de opdrachten
- Bestudeer goed blz. 30
- Kijk ook op Classroom voor de samenvatting (met heel veel info die je niet terugvindt in je boek)

Slide 23 - Tekstslide

Uitleg PO 


Leesautobiografie


Slide 24 - Tekstslide