Hoofdstuk 6 Verhoudingen

Agenda
1. Herhalen + afronden  (1e uur):
                           6.1 Verhoudingen 
                                              + 
                          6.2 Rekenen via 1
2. Uitleg: § 6.3 Procenten en aantallen (2e uur)
3. Klassikaal oefenen
4. Huiswerk nakijken
5. Zelfstandig oefenen
6. Afsluiten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Agenda
1. Herhalen + afronden  (1e uur):
                           6.1 Verhoudingen 
                                              + 
                          6.2 Rekenen via 1
2. Uitleg: § 6.3 Procenten en aantallen (2e uur)
3. Klassikaal oefenen
4. Huiswerk nakijken
5. Zelfstandig oefenen
6. Afsluiten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 6: Verhouding

6.1 verhoudingstabellen
5.2 Rekenen via 1

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het einde van deze les:
  • 1 Kun je een verhouding vereenvoudigen. (Je rekent de getallen in de verhouding om naar zo klein mogelijke getallen). 
  • 2 Kun rekenen in een verhoudingstabel. 
  • Je kunt in een verhoudingstabel rekenen via 1

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verhouding
Ranja krijg je door water te mengen met siroop. Wanneer je 5 delen water mengt met 1 deel siroop zeggen we:
De verhouding water:siroop is 5:1 (zeg 5 staat tot 1)
Belangrijk is het dat alle delen even groot zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhoudingen
Verhoudingen geven aan hoe twee (of meer) grootheden zich tot elkaar verhouden. 
Je komt ze veel tegen, bijvoorbeeld bij het koken.

Voorbeeld
Voor 4 personen heb je 300 gram noedels nodig.
Dit is een verhouding tussen het aantal personen en het aantal
gram noedels. Met deze verhouding kan je uitrekenen hoeveel
noedels je nodig hebt voor verschillende aantallen personen.
                                                                

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoorbeeld
Je kookt voor 6 personen, hoeveel gram noedels heb je nodig?


Eerst reken je het aantal personen om naar 1, vervolgens naar 6.

Slide 7 - Tekstslide

Je kan ook het aantal personen omrekenen naar 2, dan vermenigvuldig je daarna met 3 in plaats van 6.

Je kan ook in een keer vermenigvuldigen met 1,5.
Verhoudingstabellen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je mengt 5 delen water met 2 delen cement. Wat is de verhouding water:cement ?
A
3:1
B
2:1
C
5:2
D
3:2

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bas mengt ranja in de verhouding 5:1 (water:siroop).
In zijn glas doet hij 2 delen siroop.

Hoeveel delen water moet hij er bij doen?
A
5
B
6
C
8
D
10

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verhoudingstabel
Om berekeningen met verhoudingen te maken gebruiken we vaak een verhoudingstabel.
Belangrijk om te onthouden: in een verhoudingstabel mogen we alleen delen en vermenigvuldigen !!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhoudingstabel

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verhoudingstabellen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen via 1.
In een verhoudingstabel kunnen we ook via het getal 1 rekenen. Dit doen we omdat we dan gemakkelijk naar het aantal delen kunnen omrekenen wat gevraagd is.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4 Stuks kost €7,60.
Wat kosten 9 stuks?
A
€15,20
B
€16,20
C
€16,10
D
€17,10

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Weektaak
  • 6.1 Verhoudingen
  • 6.2 Rekenen via 1
  • 6.3 Handige percentages


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitchecken doel 1.
Ik kan een verhouding vereenvoudigen door de getallen zo groot mogelijk te maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitchecken doel 2.
Je kunt verhoudingen met elkaar vergelijken als 1 getal in beide verhoudingen hetzelfde is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies