In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Wat gaan we vandaag doen?
Vraagzinnen herhalen
Slide 1 - Tekstslide
De woorden van de volgende vraagzinnen staan door elkaar. Zet ze in de goede volgorde. 1. quand - c’est - anniversaire - ton - ? 2. cherchez - qu’est-ce que - vous- ?
Slide 2 - Open vraag
Zet in de goede volgorde. 1. tu - comment - à l'école - vas- - ? 2. choisi - est-ce qu'- les maths - il a - pourquoi ?
Slide 3 - Open vraag
Vraagzinnen maken
* gewone volgorde + vraagteken
* Est-ce que/qu' + gewone volgorde
* Inversie: omdraaien onderwerp en persoonsvorm il vorm op klinker? -t- ertussen Parle-t-il?
Slide 4 - Tekstslide
Maak 3 verschillende vraagzinnen van de zin: Tu as un chien
Slide 5 - Woordweb
Tu as un chien?
Est-ce que tu as un chien?
As-tu un chien?
Slide 6 - Tekstslide
Vraagzin met een vragend voornaamwoord:
Gewone zin + vragend vnw achteraan (kan niet altijd)
Vragend vnw + est-ce que + normale volgorde
Vragend vnw + inversie
Slide 7 - Tekstslide
Welke vraag hoort bij dit antwoord: Elle va en vacances en voiture.
A
Pourquoi elle va en vacances?
B
Comment va- elle en voiture?
C
Comment va-t-elle en vacances?
D
Quand va-t-elle en voiture?
Slide 8 - Quizvraag
Maak de correcte vraag: où - il passera ses vacances
Slide 9 - Open vraag
Maak van de volgende zin 3 vragen: quand - tu fais tes devoirs
Slide 10 - Open vraag
Wat is + zelfstandig naamwoord
mnl enk quel est
vrl enk quelle est
mnl mv quels sont
vrl mv quelles sont
Quel met zelfst nw er direct achter betekent welke
ook hier aanpassen aan zelfst nw
Slide 11 - Tekstslide
Vul in: ..... est ta langue préférée?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles
Slide 12 - Quizvraag
.... sont les matières que tu vas choisir?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles
Slide 13 - Quizvraag
.... pays veux-tu visiter l'année prochaine?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles
Slide 14 - Quizvraag
Snap je de grammatica van de vraagzinnen zeg ja of nee