Zij heeft een kleine winkel.
Zij vindt het niet plezant als Pauline in de winkel komt.
Zij schaamt zich een beetje voor haar zus.
Zij heeft een hobby : zingen in de operette.
Zij moet veel repeteren voor de operette.
Zij wil graag stoppen met werken.
Dan wil zij een appartement kopen aan de zee en daar wonen.